Zwemmen voor kinderen (school, vereniging)
In dit artikel wordt aandacht geschonken aan zwemmen voor kinderen. Ik doe dit aan de hand van het boek Zwemmen na het zwemABC van Eric Pardon. Om veilig te kunnen zwemmen is het noodzakelijk dat ieder kind in het bezit komt van de diploma's A, B en C. Daarna ontwikkelen kinderen zich verder tijdens het zwemmen op school, het zwemmen op een vereniging, of recreatie. Belangrijk is dat kinderen op een plezierige manier zwemlessen krijgen, in de vorm van race, survival, spel, show of avontuur.
Het zwemABC
Sinds oktober 1998 bestaat er een nieuw opleidingsstructuur van het zwemABC. De eerste drie diploma's leren kinderen veilig zwemmen om zodoende zich zelfstandig te kunnen redden in noodsituaties. Omdat Nederland een waterrijk land komen er nogal eens wat mensen in het water terecht door onvoorziene omstandigheden. Het streven is daarom om kinderen op twaalfjarige leeftijd minimaal diploma A in het bezit te laten hebben. Diploma A bevat naast school- en rugslag ook al beperkte technieken op het gebied van onderwaterzwemmen en crawlslagen die later uitgebreid aan de orde komen bij vooral diploma C.
Zwemmen na het zwem ABC
Wanneer eenmaal de drie diploma's zijn behaald zijn kinderen niet alleen in staat om veilig te zwemmen, maar kunnen ze ook hun vaardigheden tonen op school, op een zwemvereniging of tijdens recreatief zwemmen. Want zwemmen is vooral leuk, zoals blijkt uit een scala van activiteiten die in het water kunnen plaatsvinden, zoals snorkelen, verschillende waterspelen en survival.
Zwemmen op school
Op veel scholen, maar zeker lang niet alle scholen, vinden schoolzwemactiviteiten plaats. Het gaat dan om een vast uur (of een aantal uren) per week. Sommige scholen hanteren een lessenreeks zwemmen voor een bepaalde periode tijdens het schooljaar (bijvoorbeeld in het kader van een sportoriëntatieproject). Tot slot vinden ook wel incidentele zwemlessen plaats naar aanleiding van bijvoorbeeld een schoolmusical of eindexamen.
De omstandigheden voor schoolzwemmen zijn niet altijd ideaal. Zo is vaak niet het hele zwembad beschikbaar. Er zal in overleg moeten worden getreden met de badmeester(s) om een paar banen beschikbaar te krijgen.
Zwemmen bij een vereniging
Zwemverenigingen zijn aansloten bij de KNZB (Koninklijke Nederlandse Zwem Bond). Deze vertegenwoordig vier zwemsport takken:
- wedstrijdzwemmen
- waterpolo
- schoonspringen
- synchroonzwemmen
De KNZB heeft twee soorten plannen: Sterrenplan en Basisplan. Via het Sterrenplan komen alle vier bovengenoemde takken aan de orde en kan het kind zich uiteindelijk specialiseren in één van de takken. Elke tak heeft zijn eigen Basisplan waarbij de kinderen de grondbeginselen van de desbetreffende tak wordt aangeleerd.
Naast de KNZB bestaat er nog de KNBRD (Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen). Hier leert men reddingszwemmmen. Ook bestaat er de NOB (Nederlandse Onderwatersport Bond) waarbij kinderen kunnen vinzwemmen, snorkelen en duiken of onderwaterhockey.
Recreatiezwemmen
Zwemmen vindt overal plaats: meren, rivieren, zee en zwembaden. Onder zwembaden verstaan we de laatste jaren ook vaak subtropische zwemparadijzen, met eilande, golfslagbaden, glijbanen, etc.
Zwemlessen voor kinderen
Eric Pardon heeft in zijn boek Zwemmen na het zwemABC het kind in de zwemlessen centraal gesteld. Omdat kinderen nog moeten leren en ook graag wíllen leren, zijn het de opvoeders die de keuzes voor ze maken. Belangrijk is daarom te weten wat de motivaties van kinderen zijn. Pardon heeft daar in 1995 onderzoek naar gedaan. Hij constateerde o.a de volgende factoren bij zowel recreatiesporters als wedstrijdsporters op hoog niveau:
- plezier beleven aan de sport
- genieten van de sport zelf
- grenzen van het eigen kunnen verkennen
Didactische pijlers bij het geven van zwemlessen aan kinderen
Om kinderen te betrekken bij de zwemsport zijn twee factoren van groot belang:
- aantrekkelijke, plezierige lessen: van belang is dat zwemtrainers afwisseling in de oefenstof brengen.
- verantwoordelijkheid voor eigen leerproces: van belang is dat kinderen hun les zien als hun eigen les.
Om bovenstaande didactiek te kunnen uitvoeren zijn een drietal instrumenten van belang. Deze zijn er op gericht om de kinderen meer verantwoordelijkheid te geven en om ze beter te betrekken bij de lesstof:
- stuurkaarten: instructie op papier waarmee de kinderen zelfstandig te werk kunnen gaan.
- kijkwijzers: elkaar observeren om zo de techniek te verbeteren.
- demonstraties: het stimuleren van creativiteit door met elkaar samen te werken.