Rugcrawl techniek aanleren
De rugcrawl is de enige van de bekende zwemtechnieken waarbij je je achteruit voortbeweegt. Je ziet niet waar je heen gaat en dat zorgt dat er vooral in buitenbaden (waar het plafond geen richting geeft) voor dat er nog al eens mensen afdwalen. Gelukkig zijn er nog wel dingen die je aan die stuurloosheid kan doen, maar eerst: de basistechniek!
De basistechniek
Omdat rugcrawl
achteruit bewegen is, is de start anders dan bij de andere slagen. Bij elke andere slag wordt van het startblok gesprongen maar bij de rugcrawl wordt aan het startblok gehangen om vervolgens af te zetten en op de rug te vertrekken. Hierna gebruikt de zwemmer
flipper benen, net zoals bij de
borstcrawl. Een goede beenslag zorgt, net zoals bij de borstcrawl voor een
horizontale positie in het water, zodat er snelheid gemaakt kan worden. Deze positie krijg je door goed met de benen te flipperen en met het hoofd vlak in het water te liggen. Door goed naar het plafond te kijken (recht omhoog) zorg je dat je hele lichaam goed recht komt te liggen. Maar let wel op, op deze manier zwemmen zorgt dat je helemaal niet ziet waar je heen zwemt, dus pas op voor botsingen!
De armen maken steeds, in antifase (als de ene het water uit komt gaat de andere er net in) van elkaar, dezelfde
roterende beweging. De haalfase van de armen begint met de arm gestrekt boven het hoofd. Met de handpalm schep je vervolgens water langs je lichaam weg en duw je jezelf vooruit. Met de pols kan je aan het eind van de haal nog even een extra setje geven voor extra snelheid. Met de arm richting de benen komt de arm weer het water uit, duimkant eerst. Vervolgens beweegt de arm door de lucht naar voren en draait de onderarm zodat de pinkkant als eerst weer het water raakt. Nu begint de arm cyclus opnieuw.
Speciaal
Het grote voordeel van de rugcrawl is dat je hoofd niet onder water komt. Je kan dus de gehele tijd vrij adem halen en dat maakt de rugcrawl een relatief makkelijke slag. Speciaal voor de rugcrawl hangen er in zwembaden tijdens de wedstrijden ook 5 meter uit de kant altijd vlaggetjes. Zo weet de zwemmer hoe ver het nog naar de kant is, hoe veel slagen hij nog nodig heeft en wanneer hij moet gaan keren. In veel zwembaden zijn aan het plafond ook herkenningspunten bevestigd, zodat zwemmers altijd de goede kant op gaan.
Om een goede rugcrawl te leren moet je dus op de volgende dingen letten:
- Felle flipper-benen voor een horizontale positie in het water
- Roterende armslag die de zwemmer door het water 'trekt'
- Alertheid zodat je weet waar je in het bad ligt, om botsingen te voorkomen
Variaties
In het buitenbad is er geen plafond waar je heen kan kijken of je goed zwemt. Je moet dan inventiever zijn om er achter te komen of je nog goed gaat. Zo kan je gebruik maken van de waterpolo-rugcrawl. Deze is met een meer zittende houding in het water, waardoor je je naar boven voortbeweegt en het hooft uit het water steekt. Nu kijk je niet meer recht naar boven, maar meer naar achteren. Je ziet de badrand en de lijnen en zo kan je zien waar je heen gaat. Wil je niet aan snelheid inleveren dan kan je ook plat blijven liggen en naar de bodem kijken. Als je armslag naar voren gaat en je arm boven je hoofd ligt, dan kan je door je oksel kijken hoe de lijnen onderwater liggen. Een brilletje is daarbij wel handig, maar die is sowieso aan te raden omdat water dat op je ogen komt te liggen anders niet zomaar weer weg stroomt.
Met deze trucs weet je waar je heen zwemt, het grootste gevaar komt echter dan van mede zwemmers die dat niet weten en je elkaar niet ziet aankomen. Gebruik daarom het systeem met rechts van de lijn op de bodem heen zwemmen en ook rechts terug. Het is sowieso slim om maar in één richting rugcrawl te zwemmen zodat je nooit een botsing krijgt tussen twee rugcrawl zwemmers. Maar ja, dan moeten je mede zwemmers daar ook wel rekening mee houden.