Sporten / bewegen met gehandicapten
Sporten / bewegen met lichamelijk of verstandelijk gehandicapten is tegenwoordig heel belangrijk maar wordt helaas veel te weinig gedaan, dit vaak wegens geldgebrek.
Sporten / bewegen met gehandicapten of minder valide mensen kost vaak veel geduld maar levert daar in tegen wel veel voldoening op als je hierin slaagt. Met dit sporten bedoel ik niet de fysiotherapie of ergoterapie waar je vooral bezig bent een lichamelijk doel te verbeteren en te bereiken. Waar ik me hiermee meer op wil richten is bewegingsagogie en dit staat voor:
Bewegingsagogie is het beïnvloeden, begeleiden en veranderen van het bewegen van mensen met het oog op welzijnsverbetering.
Hierbij ga je met leuke spelletjes of sportoefeningen proberen plezier en succesbeleving voorop te houden.
Aandachtspunten:
- Geef een duidelijk begin en einde aan de les.
- Geef rustmomenten.
- Werk met eenvoud.
- Zorg voor plezier en succesbeleving.
- Bekijk per activiteit of deze voldoet aan de ‘normen’ deelnemer.
Hieronder een aantal individuele en groepsoefeningen die je de deelnemers aan kunt bieden.
Individuele oefeningen
1. Je stapelt op een tafel of op de grond een toren van blikken. Je pakt hierbij een bal en laat de individuele deelnemers van een afstandje (nader te bepalen) de blikken in zo min mogelijk keer omgooien.
Het doel:
In zo min mogelijk keer proberen de blikken omver te gooien.
Differentiatie:
- Grotere of kleinere toren maken
- Grotere of kleinere bal gebruiken
- Hardere of zachtere bal gebruiken
- Werpafstand vergroten of verkleinen
Materialen:
2. Je gebruikt de gekleurde pittenzakjes (blauwe en groene) en je gebruikt een groene en blauwe hoepel. De hoepels leg je naast of achter elkaar op de grond. Je laat de deelnemer met een pittenzakje gooien in de hoepels.
Het doel:
De groene zakjes in de groene hoepel en de blauwe zakjes in de blauwe hoepel gooien.
Differentiatie:
- Meerdere hoepels gebruiken
- Werpafstand vergroten of verkleinen
Materialen:
3. Een oefenvorm van bowlen door meerdere kegels in de hoek van de zaal in driehoekvorm te zetten waardoor ze omvallen als ze elkaar raken. De deelnemer moer met een rollende bal de kegels raken; de afstand kun je variëren. Je kunt het spel ook vergemakkelijken door het einde waar de kegels staan in een soort fuik te laten lopen door 2 banken die op de zijkant liggen waardoor de raakkans vergroot wordt.
Differentiatie:
- Rolafstand vergroten of verkleinen
- Aantal kegels wijzigen
- Stand van de kegels ten opzichte van elkaar
- Wel of geen fuik van banken maken
Materialen:
Groeps oefeningen:
1. Je maakt van banken op de grond een gesloten rechthoek zodat de grote bal niet uit dit vak kan rollen. Je verdeelt de groep in tweeën; dit kunnen motorisch validen of rolgebruikers zijn. Iedere groep gaat aan het uiteinde van de rechthoek staan en hebben ieder een X aantal kleine ballen.
Het doel:
De opdracht is door met de kleinere ballen van achter de bank tegen de grote bal aan te gooien en deze op die manier tegen de bank van de andere groep aangerold te krijgen.
Materialen:
- 4 banken
- Grote bal
- Minimaal 10 tot 15 kleinere ballen (foamballen bij voorkeur)
2. Je pakt 3 willekeurige lijnen uit de zaal die even ver van elkaar vandaan liggen. Op de middelste lijn staan 5 kegels. De 2 groepen zitten tegenover elkaar op stoelen of ze staan. Het is de bedoeling dat iedere groep om de beurt gooit met als doel de kegels om te gooien. Als 1 kegel omgegooid is komt deze een lijn verder te staan; gooit dezelfde partij de kegel nogmaals om, voordat de andere partij dit heeft gedaan, dan krijgt deze partij een punt. Gooit de tegenpartij de kegel om, dan wordt deze weer naar de middenlijn verplaatst.
Het doel:
D.m.v. een bal de kegel 2 keer achter elkaar omgooien zonder dat de tegenpartij deze omgooit.
Materialen:
- 5 kegels
- 1 bal
- 3 lijnen (van bijvoorbeeld de zaal)