Onderhoud derailleurversnelling
Een derailleurversnelling bestaat uit twee verstellers (shifters) waarmee afzonderlijk de voor- en achterkettingwielen worden bediend. Moderne race- en ATB-fietsen hebben drie tandwielen vóór (triple) en tien tandwielen achter. Daarmee kunnen theoretisch 30 versnellingskombinaties worden gemaakt.
Derailleurversnelling
Een groep van meerdere
tandwielen (kransjes) achter heet een pignon. Het grootste tandwiel achter zit het dichtst bij het wiel. Wen uzelf eraan dit tandwiel te kombineren met het kleine voorkettingwiel en omgekeerd; Dus ook het grote voorkettingwiel met het kleinste achterkettingwiel. Dan heeft u de minste last van storingen en slijt de ketting het minst.
Om slijtage van de ketting te vermijden moet deze dus bij voorkeur evenwijdig met het frame lopen. U kunt dit tijdens het fietsen makkelijk kontroleren door een blik naar beneden te werpen. Hoe schever de ketting loopt van de pion (achter) naar de kettingbladen (voor), hoe slechter voor de ketting. Hoe rechter de ketting, hoe beter voor uw beurs!
Aanbevelingen bij schakelproblemen
Problemen met de derailleurschakeling kunnen veel oorzaken hebben. Zorg er in ieder geval voor dat op de volgende punten de afstelling altijd in orde is.
- De ketting moet zo kort mogelijk zijn. U kunt dit controleren door deze voor en achter over de grootste tandwielen te laten lopen. Heeft uw ketting te weinig speling dan is hij te kort. Vervolgens laat u de ketting over de beide kleinste tandwielen lopen. Als nu het onderste gedeelte doorzakt moet u de ketting strakker zetten. Dat doet u door het spanwieltje rechtsom te draaien of de spanveer een haakje hoger te hangen. Blijft de ketting te lang dan moet u hem met een kettingpons inkorten.
- Een derailleurketting moet altijd voorlangs het bovenste en achterlangs het onderste geleidewieltje lopen, anders kan de derailleur de ketting in de verschillende schakelstanden niet op de goede lengte houden.
- Beide derailleurs (voor en achter) moeten goed sporen. U kunt de zijdelingse beweging met twee stelschroeven (A en B) afstellen. Klik op het plaatje hiernaast op dit te vergroten. Zorg ervoor dat de voorste zijgeleider evenwijdig loopt met het voorkettingwiel. Dat kunt u regelen door de strop waarmee hij aan het frame vast zit iets te lossen. Daarna de geleider recht zetten en weer vastdraaien. Tussen bovenkant ketting en onderkant geleider moet 5 mm ruimte zitten.
- De afstelling van de achterderailleur kontroleert u door uw fiets van achter op te hangen. Met de afsteller moet de ketting moeiteloos van het grootste naar het kleinste tandwiel lopen terwijl u de trappers ronddraait en schakelt. Anders de beide stelschroeven verstellen.
- De beide schakelaars moeten soepel te bedienen zijn. Gelijktijdig moeten ze zo stroef lopen dat de derailleur in de gewenste stand blijft staan.
Kabels vernieuwen
Een derailleurversnelling wordt bediend via
kabels. Als zo'n
derailleurkabel breekt kunt u hem vernieuwen door de klemschroef waarmee hij in de derailleur vast zit los te maken. De
nieuwe kabel een beetje invetten. Zet vervolgens eerst de beide derailleurs boven de kleinste tandwielen, dan hebben de kabels de grootste lengte. Trek de kabel strak en zet hem weer vast met de klemschroef. Probeer de versnelling uit voordat u het reststuk van de kabel circa 3 cm na de klemschroef afknipt.
Derailleurstoringen
Tot slot nog enkele storingen en wat u daar mogelijk aan kunt doen:
- Ketting blijft tussen twee kettingwielen hangen. Kontroleer de versnellingskabel. Opnieuw invetten of vernieuwen.
- Ketting loopt eraf. Derailleurs richten en de kettinglengte kontroleren. Eventueel inkorten of vernieuwen.
- Ketting loopt tegen derailleur. Verstellers vaster of losser draaien. Het kettingwiel en eventueel de ketting vernieuwen. Derailleurs opnieuw richten.