Paardrijden: op de voorhand
Paarden lopen van nature op de voorhand. En dat maakt helemaal niks uit. Maar wanneer een paard het gewicht van een ruiter erbij moet gaan dragen, kan dit vervelende gevolgen hebben voor het paard. Door verschillende oefeningen is het paard te trainen, waardoor hij steeds meer op de achterhand gaat dragen. Het gewicht wordt dan als het ware naar achteren verplaatst. In het hoogste niveau zien we dan ook een zittende houding bij het paard.
Voorhand en achterhand
De voorhand zit aan de voorkant en de achterhand aan de achterkant. Zo simpel is het. Ook bij paardrijden. Van nature draagt het paard 60 procent van zijn gewicht op de voorhand, en de overige veertig procent op de achterhand. Zonder ruiter op zijn rug, is dit niet zo heel problematisch. Maar wanneer het ongetrainde paard ook nog een ruiter moet gaan dragen op zijn rug, komt er teveel gewicht op de voorhand te staan, waardoor er zwakte en blessures kunnen ontstaan.
Gewicht naar achteren verplaatsen
Met paardrijden willen we het gewicht van de voorhand naar de achterhand verplaatsen, zodat het paard van voren lichter word en beter wendbaar. Paarden die op de voorhand lopen, struikelen ook vaker en hangen op de teugel. Het hangen op de teugel merk je doordat je er zelf vermoeide armen van krijgt, er hangt veel gewicht aan je armen. Verder ziet men weinig schoudervrijheid. Ook ontstaat er een overbelasting op de voorhand, met als gevolg blessures of kreupelheid. De voorbenen van het paard komen te weinig naar voren. Bovendien houdt het paard de voorbenen te lang op de grond.
Drijven
Een van de eerste oplossingen tegen het lopen op de voorhand is drijven, drijven en nog eens drijven. De achterhand moet geactiveerd worden. Dit doet men door met de benen te drijven en bij geen reactie, een zweepje te gebruiken. Het paard moet leren goed aan de hulpen te zijn, en dus ook goed op het been te reageren. Let erop dat het paard niet over zijn tempo heen gaat lopen; in dit geval loopt hij alle energie eruit maar we willen juist een gedeelte van de energie op de achterhand brengen.
Schijnovergangen
Door het maken van schijnovergangen, wordt de achterhand getraind en geactiveerd. Een schijnovergang maak je door in draf bijna terug te gaan naar stap, maar net niet, en dan weer drijven. Voor galop geldt hetzelfde: van galop bijna naar draf maar net niet.
Overgangen rijden
Met overgangen rijden wordt de achterhand ook getraind. Het paard leert het gewicht van de ruiter bij overgangen goed te verdelen en terug te brengen op de achterhand. Een overgang rijden is van draf naar stap, van galop vaan draf of stap etc. Verder zijn er ook overgangen binnen de gang: dit is dan het verruimen, versnellen of verkorten van een gang. Zoals van arbeidsdraf naar uitgestrekte draf.
Figuren rijden
Het rijden van figuren draagt ook bij aan een training van de achterhand. Het paard leert zo zijn achterbeen goed eronder te zetten. Een volte, een slangenvolte, en het rijden van gebroken lijnen helpen hieraan mee. Probeer dit zoveel mogelijk af te wisselen. Dit maakt het werken voor het paard prettig en voorkomt dat het de oefeningen gedachteloos gaat uitvoeren.
Hulpen voor een overgang
Om het paard attent te maken voor een overgang naar een snellere gang of tempo, maak je eerst een halve ophouding. Met de zit en met de benen begin je nu drijvend te werken. Het paard moet hier direct op reageren. Blokkeer niet van voren maar sta de versnelling iets toe met de handen.
Om naar een tragere gang of tempo te werken, maak je nu ook het paard eerst attent door een halve ophouding. Vervolgens werkt men net zo lang met halve ophoudingen en met de zit en benen op het paard in, totdat deze het gewenste tempo of de gewenste gang heeft bereikt.
Wanneer het paard ineens helemaal stil staat, heeft men een hele ophouding gegeven, dit is dan niet goed. Let hier dus op en houdt het been er goed bij wanneer men merkt dat het paard teveel wil vertragen of wil gaan stoppen.