Wedstrijd rijden: Dressuuroefeningen in de klasse L2
Bij het rijden van wedstrijden in de paardensport kun je verschillende klassen doorlopen. Iedere ruiter start in de klasse B en kan de klassen doorlopen door winstpunten te behalen en zo te promoveren naar een volgende klasse. In de Nederlandse dressuursport komt na de klasse L1, de L2. Je mag promoveren naar de L2 bij 10 winstpunten en je moet promoveren bij 30 winstpunten. Dit is de lichte klasse. Wat moet je beheersen voor een L2-proef en welke dressuuroefeningen horen bij deze klasse? Het is belangrijk om goed op de hoogte te zijn voordat je in een nieuwe klasse gaat starten.
In de klasse L2 mag je zelf kiezen of je gaat lichtrijden of doorzitten.
Figuren
Het afwenden en recht oversteken komt ook in de L2-proef vaak naar voren. Naast de gewone grote volte van 20 meter, wordt ook een volte 12-15 meter gevraagd in de L2. In draf kan een volte tien meter worden gevraagd of een halve volte halve baan. Ook een slangenvolte met 4 bogen komt voor in een proef. Het van hand veranderen kan in een L2-proef ook worden gevraagd middels een S te rijden. Van hand veranderen over de diagonaal wordt ook gevraagd.
Middengalop, middendraf en middenstap
Waar in de B en het L1 nog werd gesproken over verruimingen in de gangen, wordt vanaf de l2 de middenstap, middendraf en middengalop gevraagd. Hierbij gaat het nog steeds om een verruiming, maar deze moet steeds meer en beter gemarkeerd worden. In de L2 wordt op de lange zijde enkele sprongen middengalop gevraagd. Het paard verruimt hierbij zijn galopsprongen.
Ook de middendraf wordt hier gevraagd. Dit is een iets verruimde draf. Deze middendraf wordt gevraagd op de gehele diagonaal, bij het van hand veranderen. De hele diagonaal wordt dus in middendraf verreden, hierbij moet je lichtrijden. De middenstap is ook een onderdeel van de proef. Hierbij verruimt het paard de stappassen en krijgt het paard iets meer lengte in de hals. Vaak wordt deze oefening op een korte diagonaal gevraagd, van E naar F bijvoorbeeld. De volledige lijn moet in middenstap worden verreden.
Halsstrekken
Ook in de L2 wordt het halsstrekken op de volte gevraagd. Bij het halsstrekken neemt het paard de teugels voorwaarts neerwaarts mee en brengt het paard het hoofd op kniehoogte. Het oppakken van de teugels gebeurt op een vloeiende wijze, zonder protest. Het is voor de combinatie vaak prettiger om het halsstrekken lichtrijdend uit te voeren.
Wijken
Wijken gebeurt bij voorkeur vanuit het doorzitten en vervolgens af wenden bij A of C. Het paard dient tien meter te wijken voor het linker- of rechterbeen. Je komt dus exact op de hoefslag weer uit. Daarna hoefslag volgen.
Halthouden en achterwaarts
Aan het einde van de proef moet de combinatie vanuit stap een overgang maken naar het halthouden. Het paard dient recht op de AC-lijn te staan, vierkant staan is gewenst. Het paard mag pas wegstappen als de ruiter daar een hulp voor geeft. Het halthouden wordt in deze proef ook op een andere plek gevraagd, waarbij het paard enkele passen achterwaarts moet tonen. Een paard dat goed achterwaarts gaat stapt met een diagonale beenzetting, gaat recht achteruit en sleept niet.
Basisgangen en overgangen
Er moeten in de proef drie basisgangen worden getoond, stap, draf en galop. Deze gangen worden ook beoordeeld met een cijfer. Uitgestrekte of verzamelde gangen worden nog niet gevraagd. Deze overgangen tussen deze gangen worden ook beoordeeld. Een overgang dient soepel en vloeiend te verlopen.
Overig
Naast bovenstaande onderdelen krijg je in de L2-dressuur ook punten voor de impuls, het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard, de rijvaardigheid en harmonie, het effect van de hulpen en de houding en zit van de ruiter.