Spelen voor de lichamelijk beperkten
Iedereen moet kunnen sporten en spelen. Spel is onmisbaar voor de motorische, de zintuiglijke, de verstandelijke en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de mens. Zeker is dit bij de lichamelijk beperkte mens het gevak. Hij leert ontsnappen en zich te voegen in een groep. Hij ervaart niet alleen zijn beperkingen maar ook zijn mogelijkheden. Bovendien is het een zinvolle vrijetijdsbesteding. Met bewegingsactiviteiten wordt de gehele conditie verbeterd.
Er zijn allerlei soorten lichamelijke beperkingen: zingtuiglijke, motorische, conditioneel of organische en meervoudige beperkingen. Er zijn mensen die vanaf de geboorte beperkt zijn, en er zijn mensen die op latere leeftijd als gevolg van een ziekte of een ongeval tijdelijk of blijvend beperkt raken. We treffen hen aan in verschillende instellingen. Het beperkt zijn heeft invloed op de gehele persoonlijke ontlpooiing van de mens. Elk mens ondervindt wel eens beperkingen of is wel eens ziek en wordt dan tijdelijk geconfronteerd met de gevolgen ervan. Het hangt van de persoon af hoe beperkingen ervaren worden. Als iemand een blijvend gebrek heeft op anatomisch of fysiologisch gebied en zijn normale functioneren wordt gehinderd, dan spreken we van een lichamelijke beperking. Bij sport en spel is een lichamelijke beperking veelal meteen herkenbaar. In dat geval zijn er dus beperkingen als gevolg van een gebrek. Bij een aantal sporten en spelen speelt die handicap niet zo'n grote rol, denk aan boogschieten en schaken. De keuze en de mogelijkheden van de spelen en sporten worden nus bepaald door de hele persoonlijkheid van iemand.
De beperkingen kunnen we als volgt indelen:
- Zintuiglijke beperkingen: hieronden vallen doofheid en slechthorendheid, blindheid en slechtziendheid, en een spraakgebrek.
- Motorische beperkingen: bijvoorbeeld spasticiteit, spierdystrofie, spina bifida en mutiple sclerose.
- Conditioneel- of orgaanbeperkingen: 1 of meer organen hebben een aandoening, waardoor de conditie wordt beinvloed, bijvoorbeeld mensen met CARA, met suikerziekte, nier-, hart-, en vaatafwijkingen.
- Meervoudige beperkingen: er zijn verschillende functiestoornissen. Mensen met een meervoudige beperking zijn in zijn gehele ontwikkeling beperkt; zowel sociaal en emotioneel als cognitief.
- De zieke: ook de zieke kan thuis, in het ziekenhuis, of in een instelling met spel- en sport activiteiten geactiveerd worden. Het is belangrijk dat men afgeleid wordt van de ziekte.
Bij zintuiglijke beperkingen is het belangrijk dat je je als begeleider opstelt. Zij moeten de begeleider goed kunnen zien of horen. Praat duidelijk en er moet goed oogcontact zijn. Veel spelopdrachten moeten voorgedaan worden, of lichamelijk ondersteunt worden om de juiste bewegingsvoorstelling en verloop te bewerkstelligen.
Bij slechtzienden en blinden moet er bovendien een rustige sfeer zijn, zonder teveel afleiding. Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk vaste opstellingen zijn (herkennigspunten). Benoem de voorwerpen die de speler aangereikt krijgt, voelt, ruikt en hoort.
Bij doven of slechthorenden kun je veelgeheugenspelen doen, waarbij de klanken en woorden gecombineerd worden met de voorwerpen of handelingen. Maak goed gebruik van de overige zintuigen: zien, voelen en ruiken. Doe veel voor, in kleine stapjes. Voorkom schrikacties. Benader nooit iemand onopgemerkt van achteren.
Bij motorische beperkingen let je erop dat de speler zich veilig voelt. Zet hem niet in een houding waarin hij zich ongemakkelijk voelt. Accentueer de andere zintuigen: het horen, zien en ruiken. Vergroot de mogelijkheid om de ruimte te onderzoeken. Gebruik licht materiaal als de spierkracht verminderd is. Zijn er ongecontroleerde bewegingen dan is speelgoed dat groot en stevig is juist goed.
Tips bij het begeleiden van het spel
- Let op overcompensatie (stoer doen) of verzet en agressief tegen de situatie waarin men verkeert.
- Waak voor onvermoeibaarheid, zeker wat de belasting van de invalide ledematen betreft.
- Maak gebruik van allerlei hulpmiddelen en aanpassingen, bijvoorbeeld zachte ballen, aangepaste spelregels, een kleiner speelveld.
- Help niet te veel, help alleen als het echt nodig is.
- Zorg ervoor dat de weerstanden en hindernissen niet te groot zijn. Dit wekt extra spanning op.
- Plezier in sport en spel is het belangrijkste. Moedig veel aan, wees enthousiast en heb geduld!
Kamertje verhuren
Dit is een kennisquis. Er zijn 16 vierkantjes op het scorebord. Alleen de hoekpunten van de vierkantjes staan genoteerd. Dit zijn dan 25 hoekpunten. Bij iedere goed antwoord worden 2 punten door middel van een streepje met elkaar verbonden. Is het antwoord goed, dan mag de speler doorgaan naar de volgende vraag. Als een speler ziet dat hij een vierkantje dicht kan maken, mag hij een volgend streepje plaatsen. De ene ploeg heeft de kleur blauw (op het bord wordt het vakje met blauwe streepjes dicht gemaakt) en de andere ploeg wit. Ieder dicht vierkantje levert 1 punt o. Een speler die aan de beurt is zegt, als hij de opdracht goed heeft uitgevoerd bijvoorbeeld: Ik wil een streepje bij vakje 15 links, of 16 onder. Welk groepje heeft zo de meeste vakjes dicht?
Daarna volgt het tweede spel, namelijk micro-macro. Alle 16 vakjes zijn met een plaatje bedekt. Een groep begint met een antwoord te geven op een vraag, een denk-, doe-, of sportieve of muzikale opdracht. Is de opdracht goed uitgevoerd, dan verschijnt er een deel van een foto of een tekening. De spelers mogen namelijk een vierkantje openmaken: eerst komen de 12 vakjes aan de buitenkant van het vierkant aan de beurt, daarna de binnenste 4. De speler mag zelf een vakje kiezen.
Degene die ziet wat het voorstelt, krijgt het aantal punten van de vakjes die nog dicht zijn. Zijn er bijvoorbeeld nog van de 16 vakjes nog 11 dicht en 5 geopend en een speler raadt wat het voorsteld, dan verdiend hij dus 11 punten. Een speler mag 1 x raden nadat hij een goed antwoord heeft gegeven.
Grabbeltontoernooi
Iedere deelnemer pakt een kaartje uit de grabbelton. Er zijn evenveel kaartjes als deelnemers. Bij een enkelspeltoernooi of een ploegentoernooi heeft iemand bijvoorbeeld kaartje 1A gepakt, dan zoekt diegene de deelnemer op met 1B. Bij een dubbelspeltoernooi heeft een speler bijvoorbeeld kaartje 4A, hij zoekt nu degene op die eveneens 4A heeft. Deze 2 deelnemers zoeken nu de 2 spelers op die het kaartje 4B hebben. Er wordt dan gespeeld op een veld van 4. Het cijfer geeft dus tevens het veldnummer aan. Er wordt gespeeld om een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 7 minuten, of om een bepaalde speelstand, bijvoorbeeld: wie heeft er het eerst 15 punten. Het aantal rondes staat vast. Na elke ronde wordt er opnieuw gegrabbeld. Op het scorebord kun je de stand voor iedere speler aangeven. Een speler kan dus meer keren dezelfde partner of tegenstander loten. Wie behaalt de meeste wedstrijdpunten? Deze organisatievorm is het beste geschikt voor individuele, teamsporten en gezelschapsspelen. Maak een wedstrijdreglement.
Tastspelen
Gordijnenspel
Er hangt een gordijn met 4 openingen. Deze openingen zitten op borsthoogte, zodanig dat men niet door de opening kan kijken. 2 spelers komen nu naar voren en steken hun handen door 2 openingen. Achter het gordijn staan eveneens 2 spelers. Zij geven de spelers die voor het doek staan een voorwerp in de handen. Dit mag maximaal 15 seconden betast worden. Daarna moeten deze spelers van de 2 betaste voorwerpen 1 woord maken, bijvoorbeld de 1 voelt een hand en de ander een bal. De oplossing samen is dan: handbal. Andere voorbeelden zijn: brood-mand, boeken-plank, hand-schoen, vinger-hoed, bal-pen, schoen-lepel enz. Je kunt als de spelers er niet in 1 keer uitkomen, de voorwerpen wisselen, zodat beide spelers voor het gordijn allebei de voorwerpen hebben betast. Welke ploeg heeft in 5 minuten tijd de meeste combinaties gemaakt?
De muur
De spelers worden geblinddoekt en staan met het gezicht tegen de muur. Ze staan naast elkaar op 3 meter afstand. Opdracht: loop nu de zaal rond terwijl je de muur in het lokaal of gymzaal aftast. Vertel wat je allemaal tegenkomt. Zorg eventueel voor enkele extra voorwerpen aan de muur. Vraag af en toe aan de spelers of ze weten waar ze zich bevinden. Laat hen tevoren zien wat er in de zaal aanwezig is.
Stuitervolley
Op beide helften van het volleybalveld zijn 6 tot 8 spelers. Er wordt gespeeld in een gymzaal. De nethoogte is 2 meter. 1 ploeg slaat met de hand vanaf de opslagplaats de volleybal of, en dat is heel leuk, de reuzenbal over het net. De bal mag ook via de medespelers over het net opgeslagen worden.
De bedoeling is nu de bal over het net te slaan op de helft van de tegenpartij, op een zodanige manier dat de bal 2 maal achter elkaar op de grond stuitert zonder datg er iemand tussenkwam. Dan is 1 punt gescoord. De bal mag via de muur, het plafond of het net naar de overkant gevolleyd worden of met de vuist geslagen worden. De bal kan niet uitgeslagen worden, er zijn geen lijnen. Er is slechts een overzijde. Het advies is dus: houdt de bal hoog. Zorg dat hij niet 2 keer achter elkaar stuiters. Komt de bal op de grond en daarna tegen de muur of het net, dan mag deze bal nog eenmaal stuiteren. De bal mag natuurlijk ook in 1 slag over het net geslagen geworden. Een speler mag ook meedere malen achter elkaar de bal raken. Er hoeft ook niet maximaal 3x overgespeeld te worden. Een ploeg zou dus bijvoorbeeld 10x de bal kunnen raken op zijn eigen helft, voordat de bal over het net gaat. De telling en de volgorde van opslaan en doorschuiven van de spelers is hetzelfde als bij volleybal.
Rupsen
Je hebt 8 grote, dikke kartonnen rollen en 1 stevig, groot houden plateau van 80 x 120cm nodig. leg nu een aantal rollen achter elkaar neer en leg het plateau erop. 2 peronen gaan erop zitten. Zij moeten zich verplaatsen door zich op de grond af te zetten. De rollen die dan achter het plateau vrijkomen, worden door de achterste persoon opgepakt en aan de voorste doorgegeven. Zo kan de achterste rol weer vooraan onder het plateau geplaatst worden. Zo kunnen 2 groepen een wedstrijd houden; ze rollen heen en weer. (ze zitten op het plateau met de ruggen tegen elkaar).