Spelen voor de puber
De puberteit, de overgangsperiode van kind naar volwassenheid, wordt gekenmerkt door het zoeken naar een eigen persoonlijkheid. Men is als gevolg van de algehele groei sterk op zichzelf en zijn eigen lijfllijkheid teruggeworpen. Dit uit zich onder meer in een sterke interesse voor zijn uiterlijk en het andere geslacht. Dit zoeken naar een eigen identiteit wordt vooral kenbaar in het vergelijk en de confrontatie met de ander en de samenleving. Vooral het behoren tot een groep is hierbij wezenlijk
De spelbegeleider moet er voor waken dat iemand uitgesloten wordt. In de groep worden allerlei problemen en idealen besproken. Er zijn ideeen genoeg. De betrokkenheid kan hierbij hevig zijn, tot het opstandige toe. Zinvol zijn dan ook allerlei uitwisselingen en toernooien met andere verenigingen. Hem het gevoel geven dat hij iemand is en iets betekent voor een ander, is heel belangrijk. hij kan niet alleen zichzelf toetsen, maar ook de ander leren respecteren en het gezag juist te beoordelen. Het liefste wil hij dat in een eigen omgeving, in zijn eigen 'home', waar hij zichzelf kan zijn en waar hij ook zijn eigen inrichting ter hand wil nemen, waar hij veiligheid en gezelligheid wil vinden en waar hij zich kan terugtrekken. Deze mogelijkheid moeten wij hem bieden.
Voor de spel begeleider is het dus noodzakelijk zich in te leven in de situatie waarin de jongere van 12-17 jaar zich bevindt. Wat houdt hem bezig? Gezien het moeizaam zoeken naar zijn eigenheid, waarbij hij zijn sterke en zwakke kanten moet kunnen uiten en aanvaarden en waarbij hij het idee moet hebben zelf een oplossing te hebben aangedragen, heeft hij duidelijk een klankbord nodig. Hij zoekt een begeleider, iemand om hem op weg te helpen en hem zelfbevestiging en vertrouwen te geven. Dit vereist een vertrouwensbasis waarbij de begeleider soms ook als speelbal fungeert. De jongere moet vaak op weg geholpen worden, over een drempel heen. Dit vergt een voortdurende motivatie. want de puber kan in uitersten vervallen. Hij kan heel enthousiast zijn. Hij overschat zichzelf vaak. Hij is nieuwsgierug en kan open staan voor anderen, waarbij hij heel fanatiek voor zijn zaak staat. Hij kan heel prestatiegericht zijn en zichzelf willen bewijzen. Maar hij kan ook snel de moed laten zakken, zich heel vaak verdrietig, onhandig, lokt conflicten uit, zet zich af tegen het gezag en luistert vaak slecht. De motivatie verslapt heel snel als de aandacht niet vastgehouden wordt.
Omdat de puber openstaat voor het grote leven waarin hij onderweg is, staat hij open voor het avontuur. Hij is ook veel uithuizig. Hij houdt van het buiten sporten, op kamp gaan, weekenden, van tochten en uitwisselingen, van zelf programma's op stellen en oplossingen zoeken, met een ondersteundende begeleiding.
Daarom moet hij ook de mogelijkheid hebben deze activiteiten die hij zelf samenstelt, met een intensieve inbreng van iedereen, achteraf zelf te evalueren, zodat hij zelf de consequenties ziet van zijn ideeen en gedrag. Het groeiend verantwoordelijkheidsbesef wordt zo gestimuleerd. Betrek de jongere bij jouw plannen. Hoewel hij heel fanatiek kan zijn, moet er toch ook gewaakt worden voor overmoed, oververmoeidheid en een ongezond ritme in zijn groeiende persoonlijkheid. Hij wil hierin niet gekwetst worden. Stel daarom de verwachtingen niet te hoog. Ook fysiek moet je bedacht zijn op de beperkte belastbaarheid. Hij is blessuregevoelig, kent vaak periodes van vermoeidheid. Let daarom op de veiligheid. Duidelijk en consequent zijn in het spelleiden zal hij waarderen.
Een aantal spelvormen:
1. De variathon
Bepaalde afstanden moeten per team zo snel mogelijk afgelegd worden in estafettevorm. Het recreatieve karakter staat voorop. Je kunt het spelen op een sportdag voor diverse instellingen, personeelsfeest, een buurtfeest, voor mensen met of zonder handicap enz.
Ieder team zet zijn deelnemer op de diverse onderdelen in. Alle teams starten tegelijk en moeten een estafettestok, of een eigen mascotte van punt A, via B, C, D enz. naar de finish vervoeren. Ieder team heeft dus meerdere teams bij de diverse wisselpunten klaar staan. Onderdelen zijn: bijvoorbeeld steltlopen, roeien, zwemmen, de dikke bandenrace, de rare fietsenwedstrijd, een rolstoel wedstrijd, het verplaatsen van een plank met deelnemers erop met behulp van rollen, een skippybal, zeepkisten, skilopen, iemand op een draagbaar vervoeren.
2. De kip en de boer
Dit spel wordt gespeeld met bijvoorbeeld 19 personen. Zet dan 10 stoelen in een kring. Op negen stoelen gaat iemand zitten. Dit zijn de kippen. 1 stoel blijft echter leeg. Achter iedere stoel (kip) staat iemand. Dat zijn de boeren. De boer heeft zijn handen op zijn rug. Nu moet de boer die geen kip heeft proberen door te knipogen naar een kip deze op zijn lege stoel zien te krijgen. De kip die een knipoog krijgt moet zo snel mogelijk naar de lege stoel. De boer wiens kip een knipoog krijgt, moet dan de kip proberen tegen te houden. Dit spel wordt altijd met een oneven aantal gespeeld.
3. Levend memory
Je legt 24 hoepels op de grond, waarin 1 persoon gaat zitten. De personen zijn in feite dus de kaartjes van het memory spel. Twee personen krijgen eenzelfde sport toegewezen, bijvoorbeeld boksen, voetbal, wielrennen. Het gaat nu als volgt: Eem speler roept bijvoorbeeld Irene die Voetballer is. Zij gaat rechtop staan en begint te voetballen (bewegingen uitvoeren). Daarna probeert hij de andere voetballer tussen de 23 overige hoepels met sporters te vinden. Heeft hij het goed dan mag hij doorgaan. Heeft hij het fout dan is een andere speler aan de beurt. Wie heeft de meeste setjes.
Controleer of er 12 verschillende sporten worden uitgebeeld. In plaats van uitbeelden kun je de personen ook iets laten zeggen.
- Zoek de tegenstellingen op (bijvoorbeeld, zwart en wit)
- Wat hoort bij elkaar (bijvoorbeeld kop en schotel)
- Laat een deel van een liedje zingen. Welke 2 horen bij elkaar?
4. Spuitbal
Er zijn 2 ploegen van ieder 2 deelnemers. Iedereen heeft een met water gevulde groot waterpistool. Op de middenstip van het veld ligt een lichte plastic bal, of een ballon. Ze moeten nu met z'n tweeen proberen de bal over de achterlijn van de tegenstander te spuiten, te drijven, met de waterstraal. Lukt dit, dan is het een doelpunt. Als variatie kun je 2 ballen of 2 ballonnen in het veld brengen. Je kunt ook per veld een emmer gevuld met water naast het veld zetten. Is het pistool leeg, dan kan je het weer snel vullen. Komt de bal niet over de achterlijn, dan kun je, als de waterpistolen leeg zijn, kijken aan wiens kan de bal ligt. Deze ploeg is dan de verliezer.
Je kunt ook met een ploeg van 4 personen spelen, waarvan slechts 2 per ploeg het veld in mogen.
© 2008 - 2024 Bailey, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Pubers kunnen echt wel plannenVerondersteld werd dat pubers moeite hadden met plannen en vooral voor de lange termijn. Het zou pas kunnen als het hers…
Schaatsen op natuurijsZodra het 's nacht gaat vriezen willen Nederlanders graag gaan schaatsen. In de middeleeuwen werd waarschijnlijk al gesc…
ELO-rating voor schakersDe ELO-rating is een getal dat de speelsterkte van een schaker aangeeft. Op basis van de ELO-rating van twee spelers kan…