Het optimale aantal spelers in een team
Onderzoekers zijn al jaren geïnteresseerd in het effect van groepsgrootte. Een belangrijke vraag die gesteld wordt in onderzoeken over groepsgrootte in de sport is wat het optimale aantal van extra spelers voor een team is. Deze vraag heeft eigenlijk zijn oorsprong in arbeidsgerelateerde vraagstukken. Is één persoon net zo effectief als twee? Zijn twee personen net zo effectief als drie?De verschillende visies worden in dit artikel uiteengezet.
Het eerste sociaal (sport-)psychologisch onderzoek
In 1897 concludeerde Norman Triplett uit onderzoek dat wielrenners harder reden in teams of paren dan wanneer zij alleen reden. Dit onderzoek wordt gezien als het eerste sociaal psychologisch, én sportpsychologisch laboratoriumexperiment. Vanaf dit moment is er steeds meer onderzoek gedaan naar groepsgrootte en het effect op de prestaties van de groep.
Optimale groepsgrootte is 5?
Hare (1981) concludeerde uit een reeks bestudeerde onderzoeken tussen 1898 en 1974 dat vijf het optimale getal is voor sociale groepen, werkgroepen en families. Hij gaf hier een aantal redenen voor:
- Met een oneven getal is de kans om op een dood punt te komen erg klein.Er is altijd wel iemand die doorzet.
- Als de groep splitst zijn de personen in de kleinste groep niet gelijk sociaal geïsoleerd (zoals wel bij 3 personen gebeurt).
- In een groep van 5 personen kunnen de leden onderling prima van rol wisselen
Een ander woord voor optimale groepsgrootte
Andere onderzoekers (Steiner (1972) hebben juist een voorkeur om de titel “optimale groepsgrootte” te veranderen in “
kritieke groepsgrootte”, omdat de optimale grootte van de groep zal afhangen van de situatie.
Thelen (1949) sprak juist weer over “
minimale groepsgroote” oftewel, een groep zou zo groot moeten zijn als de kleinste hoeveelheid personen de taken nog uit kunnen voeren.
Bray, Kerr en Atkin (1978) gingen hierop door en spraken over "
functionele groepsgrootte": het aantal mensen dat nodig is om de activiteiten van de groep goed uit te voeren. Als de groep groter wordt, zullen er ook meer mensen in de groep zijn die niet meedoen aan de activiteiten.
Groepsgrootte in sportteams
Wanneer er gesproken wordt over sportsituaties, onderstrepen de principes van functionele groepsgrootte en minimale groepsgrootte de suggestie dat er een bepaald aantal personen moet worden gerekruteerd om een team efficiënt en effectief te laten functioneren.
Het is hierbij belangrijk te onthouden dat de functionele groepsgrootte en minimale groepsgrootte geen vaste standaarden zijn, maar per sport en groep kunnen verschillen. Dit kan zelfs verschillen per team binnen een sport.
Het enige waarbij rekening gehouden moet worden is het aantal sporters dat je in het veld moet hebben staan. De variatie in aantallen zit dan ook in de reserves en niet in de basis.
Definitie van groepsgrootte
De definitie van groepsgrootte verschilt binnen de sport.Neil Widmeyer (1971) heeft hier onderzoek naar gedaan en kwam tot drie manieren om groepsgrootte te beschrijven:
- Action unit: het aantal mensen dat tegelijk op het speelveld sport. Op deze manier heeft een voetbalteam 11 spelers en een basketbalteam 5.
- Dress roster: het aantal mensen in uniform gedurende de wedstrijd. Zo bestaat een basketbalteam tijdens een wedstrijd bijvoorbeeld uit 10-12 personen.
- Team roster: het totale aantal mensen dat voor het team gevraagd is en traint/speelt. Dit verschilt natuurlijk erg per team, maar zo kan een basketbalteam ook uit 15-20 personen bestaan.
Groepstaak, groepseffectiviteit en groepsgrootte
Ivan Steiner(1972) ontwikkelde zelf een structuur van taaktypologie. Zijn taaktypology is gebaseerd op drie vragen:
- Kan de taak worden opgedeeld in stukjes of is het één geheel?
- Wordt het resultaat van de groep kwalitatief of kwantitatief gemeten. Bij kunstschaatsen en turnen worden de prestaties bijvoorbeeld kwalitatief beoordeeld door een jury, bij atletiek wordt het kwantitatief gemeten: hoe hard, hoe hoog, hoeveel?
- Hoe wordt individuele input gecombineerd om tot een prestatie te komen? Hier zijn zes manieren mogelijk die elk corresponderen met een specifiek type taak die door Steiner is gedefinieerd. Bij sommige taken is een grotere groep gewenst, terwijl bij andere taken één individu effectiever is dan een hele groep.
Steiner’s Taaktypologie
Taken waarbij het vergroten van de groep mogelijk niet leidt tot een grotere groepseffectiviteit:
Eureka disjunctive tasks
Eén oplossing van het probleem wordt genomen uit alle mogelijke oplossingen die door de leden van de groep worden aangereikt. Een voorbeeld is een groep van statistici die de gemiddelde prestaties van een team berekenen. Van degene die als eerste de oplossing heeft, wordt het antwoord aangenomen als geldend voor de hele groep statistici. In eureka disjunctive tasks wordt de score van het meest succesvolle lid geadopteerd door de groep, wat dan betekent dat één intelligent en competent persoon net zo effectief is als de groep.
Unitary conjunctive tasks
Alle leden van de groep moeten de taak volbrengen of bijdragen aan het eindproduct van de groep om tot een prestatie te komen. De groep is dan zo sterk als het zwakste lid. Zo is het bij bergbeklimmers zo, dat elk teamlid boven moet komen. Een slechte klimmer houdt dus zo de groep op.
Noneureka disjunctive tasks
Een taak waarin er meerdere manieren zijn om een probleem op te lossen of er meerdere oplossingen zijn. Een panel dat bijvoorbeeld de beste voetballer uit de competitie moet kiezen is zo’n taak. In deze taken leidt een vergroting van de groep (het panel) tot meerdere bronnen en een breder perspectief. Dus een grotere groep zou effectiever zijn. Maar, het is niet eerlijk om te zeggen dat een groep beter werkt dan één zeer competent persoon. Deze persoon zou dan niet hoeven te overleggen, overtuigen en uitleggen aan andere groepsleden.
Taken waarbij het vergroten van de groep mogelijk wel leidt tot een grotere groepseffectiviteit:
Additive tasks
Een taak waarbij de prestatie van de groep bepaalt wordt door het opsommen van de individuele prestaties. Zo wordt er bij turnteams de scores van de individuele turners opgeteld om tot een teamscore te komen. Het team met de maximum aantal deelnemers scoort dan vaak hoger dan teams met minder groepsleden. Hetzelfde geldt voor roeien. Eén roeier in een boot kan nooit zo ver en hard roeien als een boot met acht roeiers.
Compensatory tasks
De prestatie van de groep hangt af van de gemiddelde prestatie van de individuele groepsleden. Bij de jurering van bijvoorbeeld turnen en kunstschaatsen wordt het gemiddelde aantal punten van de juryleden toegekend aan de sporters.
Divisible conjunctive tasks
Er is een onderscheid van de taken van de groep. De individuen worden gekoppeld aan de taken die zij met hun talent het beste kunnen voldoen. Dit zie je bij veel sportteams. Zo zijn er in voetbal o.a. spitsen, middenvelders en keepers. Een groter team is bij deze taken effectiever, omdat individuen beter aan een taak kunnen worden gekoppeld. Echter, de groep kan weer niet té groot worden, anders haken mensen af door motivatieproblemen.
Wat nu precies de optimale grootte van een groep is, varieert dus sterk per sport en team. Er kan niet op voorhand een getal worden gegeven. Zoals bij vele discussies binnen de psychologie is er geen eenduidig antwoord, maar zal het begeleidingsteam binnen een sport dit per team moeten bekijken.