Tour de France 1911: over de Galibier en een vergiftiging
Het is dit jaar 100 jaar geleden dat er voor het eerst serieuze alpencols in het routschema van de Tour de France werden opgenomen. Daaronder de fameuze Galibier, die lange tijd het dak van de koers zou blijven met zijn 2645 meter. Afgezien daarvan viel deze Tour echter ook op door de mysterieuze vergiftiging van wielrenner Paul Duboc in de Pyreneeën. Hij stond op dat moment tweede en was hard bezig in te lopen op de nummer één. Was het sabotage of niet?
Artikelindeling (interne links)
De Tour de France in 1911
Het was de 9de editie van de Tour en hij kende, net als een jaar eerder, vijftien etappes. Wel was hij 600 km langer dan zijn voorganger, wat neerkwam op een afstand van 5344 km in totaal. De gemiddelde lengte van een etappe lag rond de 350 km, beduidend langer dus dan tegenwoordig. Daar stond tegenover dat men niet iedere dag koerste, maar min of meer om de andere dag, met alles bij elkaar 14 rustdagen. Hierdoor duurde de Tour ongeveer de hele maand juli (van 2 tot 30 juli).
Het routeschema was destijds nog mooi rond zonder onderbrekingen. De finish van de vorige etappe was de startstreep van de nieuwe. De ronde als geheel liep van Parijs naar Parijs. Ieder jaar werd er met de klok meegefietst.
De gele leiderstrui bestond nog niet, net zo min als de truien van andere klassementen. Sterker nog, In 1911 was er geen enkel klassement naast het algemeen klassement, behalve het klassement voor de zogeheten
'gelode' fietsen. Dat was voor renners die geacht werden de hele Tour op dezelfde fiets uit te fietsen, zonder dat ze onderweg reparaties mochten verrichten. De term 'gelode' komt van een loden plaatje dat deze renners aan hun fiets kregen. Het moge duidelijk zijn dat de betere renners niet echt stonden te trappelen om aan dit klassement mee te doen, omdat materiaalpech dan het einde van je Tour kon betekenen.
Gustave Garrigou /
Bron: Tekstman, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De winnaar van deze Tour werd de Fransman
Gustave Garrigou. Hij volbracht de afstand met een gemiddelde snelheid van 27,322 km/u. Tweede en derde werden ook twee Fransen, namelijk Paul Duboc en Émile Georget. Wat men toen nog niet wist was het feit dat dit voor een lange periode de laatste Franse winnaar zou blijken te zijn. Wie kon het ook vermoeden, met acht getalenteerde Franse renners in de top tien plus nog een aantal favorieten die onderweg waren afgevallen voor een hoge positie of uitgevallen.
Geschiedenis van de bergetappe
De tourdirectie was al eerder begonnen met het opnemen van bergetappes in het parcours. Officieel gebeurde dat voor het eerst in 1905, toen de
Ballon d' Alsace, een bescheiden berg in het zuiden van de Vosgezen, de primeur kreeg. Nog datzelfde jaar werden ook de Côte de Laffry en de Col Bayard bedwongen. In 1907 werd er een nieuwe uitdaging gezocht met een rit over het
Chartreusemassief. In 1910 volgde een etappe in de Pyreneeën met als blikvanger de
Tourmalet, met zijn 2115 meter de hoogste tot dan toe beklommen berg.
Officieus klopt dit verhaal echter niet helemaal. Tenslotte is het nogal lastig Frankrijk rond te fietsen zonder berg tegen te komen. Al in 1903 en 1904, de eerste twee Tours, stond dan ook al de
Col de la République in het zuiden van Frankrijk op het programma. Deze is weliswaar 17 meter lager dan de 'Ballon', maar desondanks nog wel een berg. Waarschijnlijk heeft toenmalig tourdirecteur
Desgrange deze beklimmingen later genegeerd om publicitaire redenen. In 1905 ontdekte hij namelijk niet zozeer het opnemen van bergen in het parcours, als wel het beoefenen van heroïsche sportjournalistiek. Tenslotte organiseerde hij de Tour namens zijn krant, destijds
L' Auto geheten, en die wilde graag lezers en adverteerders trekken. Vandaar dat hij de Tour van 1905 heeft gepropageerd als de eerste Tour met bergbeklimmingen.
De eerste alpencols
In het kader van genoemde publiciteit, werden er in de jaren die volgden na 1905 steeds nieuwe, hogere, uitdagingen gezocht om het publiek mee te verbijsteren. De pyreneeënetappes van 1910 waren wat dat betrof een groot succes gebleken. Ondanks het feit dat rit- en tourwinaar
Octave Lapize de directie tijdens de beklimming van de
Aubisque had uitgemaakt voor moordenaars en misdadigers. Dus hoewel hij en ook andere renners schande spraken van datgene dat er van hun werd gevraagd, ging de tourdirectie voor de editie van 1911 op zoek naar nog hogere cols.
Deze werden gevonden in de Alpen. De nieuwe bergen kwamen echter niet in de plaats van die in de Pyreneeën en ook niet in de plaats van de Ballon d' Alsace. De nieuwe cols waren extra. De belangrijkste onder de nieuwe opgaven was de Galibier, een ware alpenreus. Afgezien hiervan stonden er meer cols op het programma van datgene dat de eerste etappe door het hooggebergte van de Alpen zou worden.
De Galibier
De
Col du Galibier was met 2645 meter vooralsnog de hoogste col in Frankrijk die men met de fiets of te voet kon beklimmen. Hoger dan dat reikte er nog nergens een pad. De weg naar boven is bovendien één van de langste bergwegen, die 29,5 kilometer beslaat. Het gemiddelde stijgingspercentage is 6,8%. Bovenop de top kan zelfs 's zomers nog sneeuw liggen.
Émile Georget /
Bron: Agence Rol, Wikimedia Commons (Publiek domein)
In 1911 was die hele lange weg naar boven nog niet geasfalteerd en lag er veel sneeuw. Dat gaf dus een weg vol prut. Door de slechte omstandigheden moesten de renners grote stukken van het traject lopen. De beklimming van de Galibier wordt vaak gecombineerd met die van de
Col du Télégraphe (1566 m.), welke feitelijk aan de noordkant op de weg naar boven ligt. Dat was in 1911 ook zo.
De eerste bedwinger van de Galibier was
Émile Georget, de latere nummer drie van het klassement. Hij zou ook de bijbehorende etappe van Chamonix naar Grenoble winnen.
Door het opnemen van de Galibier in het parcours maakte de tourdirectie het zichzelf onmogelijk om nog hogere uitdagingen te vinden. Dat was een zeker risico voor de komende jaren. Het pakte echter goed uit. Ook na 1911 wist men de Tour interessant en spannend te houden voor het publiek.
Een officieuze ploegenstrijd: Alcyon versus La Française
Wielrploegen zoals wij die nu kennen, bestonden in 1911 nog niet. Het was ook niet nodig om tot een ploeg te behoren; renners konden zich ook individueel inschrijven.
Toch bestonden er wel ploegen. Die hoorden zonder uitzondering tot een groot fietsenmerk. Fietsfabrikanten probeerden destijds zoveel mogelijk goede wielrenners, bij voorkeur kampioenen, te contracteren om op hun fiets te rijden. Vaak werd zo'n contract ook ondersteund door de leveranciers van de luchtbanden of andere assecoires.
Verder werden er wel knechten of
'gangmakers', gecontracteerd wiens taak het was om een bepaalde kampioen uit de wind te houden en anderszins bij te staan. Daarnaast was er een soort van ploegleider die met een volgauto vol vervangend materiaal mee reed in de koers. Wat dat betrof leken de ploegen wel al sterk op die van tegenwoordig.
Het grote verschil was dat er geen limiet zat op het aantal renners dat een bepaalde ploeg kon inschrijven voor de Tour. Dat wilde dus zeggen dat het fietsmerk met het meeste geld niet alleen de beste, maar ook de meeste renners in de wedstrijd had zitten. Daardoor konden ploegen de Tour compleet domineren, zonder dat anderen er nog aan te pas kwamen.
Dat was in pricipe een doorn in het oog van tourdirecteur Desgrange, want die had mooie idealen over een zo eerlijk mogelijke wedstrijd. Helaas echter waren zowel de Tour als zijn blad L' Auto afhankelijk van de advertenties die deze fabrikanten lieten plaatsen. Daarom lukte het hem nooit werkelijk iets tegen de situatie te doen.
Het gevolg was dat misschien niet alle, maar toch wel de meeste edities van de nog jonge Tour inderdaad werden gedomineerd door de ploegen van één of twee rijke fietsfabrikanten. In 1909 en 1910 was het de ploeg van fietsproducent
Alcyon geweest die onder leiding van ploegleider
Alphonse Baugé in zijn eentje de dienst uitmaakte.
Dat huzarenstukje wilde Alcyon in 1911 natuurlijk graag herhalen. Daartoe had men de vedetten Garrigou (al vier maal in de top 5), Lapize (winnaar 1910) en de Luxemburger Faber (winnaar 1909) ingeschreven. Helaas liep het niet als gedacht, hoewel Garrigou bijna permanent de eerste plaats in het klassement bezette. De tegenstander in de vorm van de ploeg van het merk
La Française deed het onder aanvoering van hun toprenners Georget en Duboc verrassend goed.
De vergiftiging
Belangrijke troeven van Alcyon als Lapize en Faber haalden het niet deze Tour. Lapize zag zijn kansen in rook opgaan door een overdaad aan lekke banden en Faber, in de Alpen nog goed begonnen, lijkt zichzelf te hebben opgeblazen.
Zo niet
Paul Duboc, een Normandiër en renner van la Française die in 1909 al eens vierde was. Hij 'groeide' juist in de Tour en begon in de Pyreneeën in te lopen op leider Garrigou, die niet meteen de beste klimmer van het peloton was. Als het hem was gelukt eerste te worden, zou dat een financiële en publicitaire ramp zijn geworden voor Alcyon dat zoveel geld had geïnvesteerd in hun ploeg.
Toen gebeurde het dat Duboc in de etappe van Luchon naar Bayonne een bidon aannam uit het publiek. Dat was minder stom dan het klinkt, omdat er toen nog geen ravitaillering bestond zoals nu. Hoe dan ook, niet veel later lag hij in een greppel zwart vocht uit te braken. Dat betekende wonderbaarlijk genoeg niet het einde van Dubocs Tour. Hij liep vele uren vertraging op, maar kwam die dag tot groot enthousiasme van het publiek toch nog binnen.
De volgende dag al sloeg Duboc genadeloos terug met winst in de etappe naar La Rochelle.
Toch was menigeen ervan overtuigd dat iemand uit het Alcyonkamp had geprobeerd om Duboc te vergiftigen. Tourdirecteur Desgrange wilde er echter niets van weten. Hij noemde de conditie van Duboc na het voorval 'een lichte ongesteldheid'. Zij het dat hij ondertussen de chef d'equipe van Alcyon, ene Calais, wel naar huis stuurde met de mededeling nooit weer zijn gezicht te laten zien.
Er was dus wel een kop gerold, maar als bedrijf was Alcyon gered. De overwinning van Garrigou zou hen toch nog de publicitaire voordelen opleveren waarop ze hadden gerekend.
Alleen niet in Normandië, waar de Tour later nog doorheen kwam. In de streek van Duboc werd Garrigou niet erg warm onthaald en moest hij op gegeven moment zelfs van trui wisselen. Paul Duboc won die dag zijn vierde etappe in de Tour van 1911. Hij werd 2de in het eindklassement.
De Galibier in de Tour van 2011
Dit jaar zal de Tour het vieren dat de eerste beklimming van de Galibier honderd jaar geleden is. Daartoe wordt de col maar liefst twee keer beklommen, zowel in de 18de als 19de rit. In de 18de etappe ligt de finish zelfs bovenop de Galibier. Dat is in al die jaren verrassend genoeg nog nooit eerder gebeurd.
Lees verder