Het Europees Kampioenschap voetbal 1964
Ondanks het matig verlopen eerste toernooi met matige publieke belangstelling steeg het deelnemersveld voor het EK van 1964 naar 28 landen. Nederland deed nu ook mee, maar presteerde het om tijdens de tweede ronde onderuit te gaan tegen voetbaldwerg Luxemburg. Het toernooi werd gewonnen door Spanje, dat titelhouder Sovjet Unie met 2-1 versloeg in het eigen Bernabeu stadion in Madrid.
Het deelnemersveld
Van de 32 landen van de UEFA besloten in 1962 nog maar vier landen niet deel te nemen aan de kwalificatierondes: Cyprus, Finland en de grote voetballanden Schotland en West-Duitsland. De West-Duitsers hadden zo slecht gepresteerd op het WK in Chili (verloren van Joegoslavië in de kwartfinale), dat ze zich volledig wilden concentreren op de kwalificatie voor het WK van 1966. Engeland en Italië waren er nu wel bij, zodat het toernooi toch een zeer sterke bezetting kende.
De eerste kwalificatieronde
De loting leverde in de eerste ronde al een klapper op: Engeland tegen Frankrijk. Frankrijk hield Engeland in Sheffield op 1-1 en maakte het thuis in Parijs af. Na een ruststand van 3-0 werd het uiteindelijk 5-2 voor de Fransen. Verrassend was ook het verlies van Tsjechoslowakije (finalist op het WK in Chili) tegen Oost-Duitsland (1-2 en 1-1). Nederland lootte tegen Zwitserland. Thuis werd door doelpunten van Tonny van der Linden, Sjaak Swart en Henk Groot met 3-1 gewonnen, meer dan vier maanden later bleef het 1-1 (Nederlands doelpunt Piet Kruiver) in Bern.
De tweede kwalificatieronde
Het wordt in de tweede ronde al flink spannender. Geen enkel land wist zowel uit als thuis te winnen. Topontmoeting in deze ronde was Italië tegen de Sovjet Unie. De Russen wonnen thuis met 2-0 (doelpunten van Viktor Ponedelnik en Igor Chislenko). In Rome was Italië vrij kansloos. Pas één minuut voor tijd kon Gianni Rivera er nog net een 1-1 gelijkspel van maken. Nederland rekende zich ondertussen al rijk. Met Luxemburg als tegenstander lonkte de kwartfinale. Zeker ook omdat de bonden overeen kwamen om beide wedstrijden in Nederland af te werken. Het teleurstellende 1-1 gelijkspel in Amsterdam met een doelpunt van Klaas Nuninga zou in Rotterdam wel worden goedgemaakt, zo dacht iedereen. In Rotterdam, officieel de thuiswedstrijd voor Luxemburg, ging het echter hopeloos mis. Brutaal nam Luxemburg via de in België spelende Camille Dimmer de leiding. Piet Kruiver maakte elf minuten later gelijk, maar verder kwam Nederland maar niet. Totdat dezelfde Dimmer in de 67e minuut zelfs opnieuw scoorde. Doelman Eddy Pieters Graafland zag er daarbij niet goed uit. Kansen waren er wel, doelpunten kwamen er niet. Bondscoach Elek Schwartz hekelde vooral zijn eigen ontdekking Piet Keizer, die wel vijf opgelegde kansen miste. Hoe dan ook, Nederland verdween roemloos uit het toernooi.
De kwartfinales
Bij de laatste acht plaatsten zich Spanje, de Sovjet Unie, Zweden, Hongarije, Frankrijk, Ierland en, verrassend, Denemarken en Luxemburg. De twee laatstgenoemden moesten het tegen elkaar opnemen. Opnieuw steeg Luxemburg boven zichzelf uit, maar moest het uiteindelijk toch buigen. Na een 3-3 thuis en een 2-2 uit, verkasten beide landen voor een beslissingswedstrijd naar Amsterdam. Daar was het Ole Madsen (later nog voetballend voor Sparta in Rotterdam) die het enige doelpunt maakte. In zowel de 3-3 als de 2-2 had Madsen trouwens ook al alle (!) Deense doelpunten gemaakt.
De Sovjet Unie schakelde Zweden uit (1-1, 3-1), Hongarije was twee keer te sterk voor Frankrijk (3-1 en 2-1). Het vierde land werd Spanje, dat Ierland met 5-1 en 2-0 opzij zette en daarmee zijn uitdrukkelijke kandidatuur voor de titel stelde.
Het eindtoernooi
Met Spanje als gastheer was het logisch dat Nou Camp en Bernabeu als stadions werden gebruikt. Spanje was in de eerste halve finale gekoppeld aan Hongarije. Het lukte de Spanjaarden maar niet om het defensieve blok van de Hongaren te omzeilen. Gelukkig was Luis Suárez in topvorm, in de verzengende Madrileense hitte. De voor Inter Milaan uitkomende middenvelder bereidde de 1-0 van Chus Pereda voor met een prachtige voorzet. Dat bleef het lang, totdat Ferenc Bene vier minuten voor tijd alsnog gelijk maakte. Een toevalstreffer in de verlenging van Amancio bezorgde Spanje alsnog de overwinning.
In de andere halve finale in Barcelona had de Sovjet Unie weinig moeite met Denemarken. Zonder zich al te zeer in te spannen leidden doelpunten van Valeriy Voronin, Viktor Ponednelnik en Valentin Ivanov de Russen naar een simpele 3-0 overwinning.
Drie dagen later wint Hongarije de troostfinale van Denemarken met 3-1, na verlenging. Bene en Carl Bertelsen scoorden in de reguliere speeltijd, Dezső Novak maakte daarna met twee doelpunten een einde aan alle Deense illusies.
De finale
Het tweede toernooi, dat al met al veel aantrekkelijker was dan de eerste editie, kreeg een zinderende finale: titelhouder Sovjet Unie tegen thuisland Spanje. Honderddertigduizend toeschouwers in Madrid konden al na zes minuten juichen: Pereda’s schot was voor Lev Jasjin niet te stoppen. Twee minuten later was het weer stil: Galimzyan Khusainov profiteerde van een misverstand en scoorde de 1-1. Daarna leefde de wedstrijd van de spanning. De Russen ontregelden het aanvalsspel van de Spanjaarden vakkundig, terwijl de gevreesde counteraanvallen van de Sovjet Unie ook niet uit de verf kwamen. Het leek opnieuw op een verlenging uit te draaien. Daar dacht Real Zaragoza-aanvaller Marcelino uiteindelijk toch anders over. Zes minuten voor tijd maakte hij de 2-1. De Sovjet Unie had te weinig tijd om dat nog goed te maken, Spanje was Europees kampioen 1964.
De opstellingen in de finale
Spanje: José Iribar, Feliciano Rivilla, Fernando Olivella, Isacio Calleja, Ignacio Zoco, José Fusté, Amancio, Chus Pereda (1), Marcelino (1), Luis Suárez, Carlos Lapetra.
Sovjet Unie: Lev Jasjin, Viktor Shustikov, Albert Shesternyov, Eduard Mudrik, Valeriy Voronin, Viktor Anichkin, Igor Chislenko, Valentin Ivanov, Viktor Ponedelnik, Aleksey Korneev, Galimzyan Khusainov (1).