Tips voor op de squashbaan; hoe word ik een betere squasher
Mooi werk hoor dat squashen. Het zweet gutst binnen no time over het gezicht terwijl je tegenstander je rustig van de ene naar de andere hoek stuurt. Je wordt wel fit van al dat rennen richting de bal, maar zou het niet eens mooi zijn om zelf je tegenstander alle hoeken van de squashbaan te laten zien?
Onderstaande tips helpen je om snel een betere squasher te worden.
Ga terug naar de ‘T’
De ‘T’ is het punt waar de rode lijnen in het midden van de vloer bij elkaar komen, niet geheel toevallig in de vorm van een ‘T’. Dit is het meest centrale punt op de squashbaan, van waaruit alle hoeken het snelst zijn te bereiken. Beweeg na iedere geslagen bal terug naar dit punt, het liefst een halve meter achter de ‘T’ aangezien je sneller naar voren rent om een bal te halen dan naar achteren.
Blijf niet staan op de plaats waar je net een bal hebt geraakt. Doe je dat wel dan is het voor je tegenstander een koud kunstje om de bal naar de tegenovergestelde hoek te spelen, waar je nooit meer op tijd zult komen. Vanaf de ‘T’ is de kans het grootst om een bal te halen. Kijk maar eens naar de betere competitiespelers van je club, de speler die op de ‘T’ domineert, wint in bijna alle gevallen de wedstrijd.
Sla de bal naar achteren en langs de zijmuur
Je wilt het je tegenstander zo lastig mogelijk maken op de squashbaan. Eigenlijk wil je de bal op zo’n manier spelen dat het voor je opponent onmogelijk is om de rally nog langer aan de gang te houden. Met goeie lengteballen zal dat het beste lukken.
In het achterste deel van de baan bevindt de bal zich achter het lichaam van een speler, waardoor het moeilijk is om de bal goed op de voormuur te plaatsen. Zorg er dus voor dat je regelmatig naar het achterste deel van de baan slaat, het liefst dicht langs de zijmuur. Als de bal achterin het hoekje valt en ook nog eens langs de zijmuur plakt, wordt het voor je tegenstander erg problematisch om er nog iets goeds mee te doen.
Heb je moeite om de bal achterin te krijgen, probeer dan niet harder te slaan, maar mik wat hoger op de voormuur. In eerste instantie kan het onwennig aanvoelen om langs dezelfde zijmuur te slaan waar je net zelf de bal van je tegenstander oppikt. Het is net of je de bal naar jezelf toeslaat, waardoor je in de weg komt te staan. Denk dan weer aan de eerste tip. Sla de bal hoog op de voormuur, langs de zijmuur naar achteren en beweeg meteen terug naar de ‘T’. Op die manier voorkom je dat je hinderend staat opgesteld. Kijk ook eens hoe de betere competitiespelers van je club lengteballen slaan.
Heb op tijd je racket klaar
Als je de bal goed wilt raken is het essentieel om een goeie achterzwaai te hebben. Breng daarbij het racket op tijd naar achteren voor je de slagbeweging inzet. Je slaghand moet ongeveer op schouderhoogte komen en het blad van je racket moet open staan. Maak een goeie hoek in je arm waardoor er een veel kleinere zwaai ontstaat dan bijvoorbeeld bij tennis.
Squash is een snellere sport dan tennis met minder ruimte voor een uithaal, dus een kleinere zwaai is noodzakelijk. Als je op het moment van slaan je racket nog naar achteren moet brengen, ben je te laat. Vaak zie je bij beginnende squashers een gehaaste korte slagbeweging, omdat er geen tijd meer is om het racket nog naar achteren te brengen. Zorg er dus voor dat je het squashracket op weg naar de bal al in positie brengt, zodat je tijd overhoudt om rustig de bal te slaan en te plaatsen waar je hem hebben wilt.