Motormanoeuvreren met een zeiljacht: wiel- of schroefeffect
De manoeuvreereigenschappen van een schip worden door een aantal factoren bepaald. Namelijk het gewicht, het onderwaterschip, de spantvorm, de motor en het vermogen ervan, het roer en de schroef. Een belangrijke factor is het schroefeffect (ook wel wieleffect genoemd). De schroef zorgt er namelijk niet alleen voor dat het schip voor- of achteruit gestuwd wordt, het wordt ook opzij getrokken. Tijdens het manoeuvreren heb je er bij de wat oudere schepen doorgaans meer last van dan bij nieuwe schepen. Als je er slim mee omgaat heb je er echter niet alleen maar last van, je kunt het vaak ook in je voordeel gebruiken. In dit artikel wordt in simpele taal uitgelegd wat het schroefeffect precies inhoudt en wat je ermee kan.
Links- of rechtsdraaiend?
Allereerst is het van belang om te weten of je een rechts- of een linksdraaiende schroef hebt. Als het schip op de kant ligt is dit makkelijk te zien, door vanaf de achterzijde van de motor te kijken welke kant de schroef op draait, maar je kunt het ook testen als het schip in het water ligt. Dit doe je in de achteruitstand, omdat het dan het meest duidelijk te zien is. Belangrijk om te weten is dat een linkse schroef in zijn achteruitstand naar rechts draait en een rechtse schroef naar links. Op het water kun je testen of je een linkse of rechtse schroef hebt door van vooruit over te schakelen naar vol achteruit. Let er hierbij wel op dat je de gashendel niet ineens van voor- naar achteren duwt, maar zorg ervoor dat de motor eerst in zijn neutraal stand zijn toerental verliest voordat je hem in zijn achteruit zet. Als je dit niet doet krijgt de keerkoppeling het namelijk zwaar te verduren. Bij het van voor naar vol achteruit schakelen kijk je naar de neus van het schip:
- Rechtse schroef: In achteruit trekt kont naar bakboord (en de neus gaat dus naar stuurboord)
- Linkse schroef: In achteruit trekt kont naar stuurboord (en de neus gaat dus naar bakboord)
Ook in de box (met alle lijnen vast) kun je bepalen of je een linkse of rechtse schroef hebt. Dit doe je door de motor in zijn achteruit te zetten en ter hoogte van de mast te kijken of er aan stuurboord of aan bakboord de grootste waterstroom ontstaat. Heb je een rechtse schroef, dan draait de schroef in zijn achteruit dus linksom, en zal de grootste waterstroom aan stuurboord te zien zijn. Heb je een linkse schroef, dan draait de schroef in zijn achteruit dus rechtsom, en zal de grootste waterstroom aan bakboord te zien zijn. Op deze manier kun je ook een inschatting maken van de grootte van het schroefeffect. Hoe groter het verschil in waterstroom aan bakboord en stuurboord van het schip, hoe groter het schroefeffect. Is het verschil in waterstroom aan beide zijden van het schip zeer gering of zelfs nauwelijks te bepalen, dan zal je te maken hebben met een klein of minimaal schroefeffect.
Bij het vooruit varen zal het achterschip met een rechtse schroef naar stuurboord neigen (en de neus naar bakboord) en bij een linkse schroef naar bakboord (en de neus naar stuurboord). Echter zul je tijdens het vooruit varen weinig merken van het schroefeffect. Dit komt omdat je tijdens het vooruit varen de schroefbeweging met je roerblad corrigeert. De waterstroom gemaakt door de schroef komt langs het roerblad. Tijdens het achteruitslaan wordt dit schroefwater niet door je roerblad gecorrigeerd, omdat het schroefwater niet langs het roerblad komt. Zodra je achteruit varend wat meer snelheid krijgt en er een waterstroom langs het roerblad ontstaat, wint het roerblad het meestal weer van de schroefwerking. Hoe groter de schroefwerking, hoe lastiger het voor het roerblad wordt om te ‘winnen’, wat in sommige gevallen helemaal niet lukt. Wat dan helpt tijdens het achteruitvaren is om als je wat vaart hebt de motor even in zijn neutraal te zetten, zodat je kunt bijsturen.
Het schroefeffect gebruiken bij het afmeren
Tijdens het afmeren kan het wieleffect nuttig worden gebruikt, want bij het afmeren zetten we de schroef in zijn achteruit om stil te komen liggen. Indien je de keuze hebt om aan te meren aan een bakboordwal of stuurboordwal is het dus handig om de werking van de schroef bij je beslissing mee te nemen. Bij een rechtse schroef zul je namelijk een voorkeur hebben voor een bakboordwal, aangezien het achterschip naar bakboord trekt bij het achteruitslaan. En bij een linkse schroef zul je een voorkeur hebben voor een stuurboordwal, omdat het achterschip dan naar stuurboord trekt bij het achteruitslaan.
Het schroefeffect gebruiken bij keren in nauw vaarwater
Ook bij het keren in nauw vaarwater, bijvoorbeeld in een haven, heeft het schroefeffect invloed. Hoewel zoals eerder beschreven het schroefeffect nauwelijks waarneembaar is tijdens het vooruit varen, zal de draaicirkel bij het vooruit draaien van korte bochten wél beïnvloed worden door het schroefeffect. Dus ook bij het keren in nauw vaarwater is het nuttig om de schroefwerking mee te laten wegen in je plan. Heb je een rechtse schroef, dan is de bocht over bakboord het kortst, begin de draai dan dus bij stuurboordwal. Heb je een linkse schroef, dan is de bocht over stuurboord het kortst, begin de draai dan dus bij bakbboordwal. Dit geldt echter alleen als je in één keer kan keren! Als je wilt draaien in nauw vaarwater waar je niet in één keer rond kan, dan begin je precies aan de tegenovergestelde wal. Dit is omdat de schroefwerking tijdens het achteruitslaan veel groter is. Ook kun je de schroefwerking in nauw vaarwater alleen tot zijn recht laten komen als de windinvloed minimaal is. Als de wind dwars op je vaarwater staat, dan kun je als startpunt beter de wal kiezen vanaf waar de wind als eerste je neus door de wind zal duwen (dus je draait met de neus altijd naar de wind toe).