Zwemdiploma B: Toen en nu
Vanaf 30 september 1998 is het ‘Zwem-ABC’ van kracht geworden. Vanaf dat moment zijn de eisen voor de zwemdiploma’s aangepast aan de moderne eisen. Maar wat is er nu eigenlijk veranderd en is er nog iets hetzelfde gebleven?
Het B diploma
Voor 30 september 1998 was het gebruikelijk dat binnen twee maanden na het behalen van het A diploma het B diploma gehaald werd. De eisen waren uiteraard wel iets verzwaard ten opzichte van het A diploma, maar buiten het stukje onder waterzwemmen wat er voor het B diploma bij kwam, had dit diploma weinig toegevoegde waarde. Vaak werd het B diploma nog wel gehaald, maar voor de meeste kinderen was dit het eindstation.
Eisen B diploma voor 30 september 1998
De onderstaande eisen zijn de diploma-eisen, opgesteld door de Nationale Raad Zwemdiploma's (NRZ), en waren van kracht vanaf 1 september 1985.
- Gekleed te water gaan met een sprong naar keuze en aansluitend 75 meter zwemmen met een borstslag naar keuze en 25 meter met een rugslag naar keuze.
- Te watergaan met een sprong naar keuze en aansluitend zeven meter onder water zwemmen, gevolgd door 125 meter zwemmen met een borstslag naar keuze gevolgd door 75 meter zwemmen met een rugslag naar keuze
- Te water gaan met een sprong naar keuze en aansluitend 1 minuut watertrappen met de handen boven water.
Het meest opvallende aan deze eisen is dat er wel degelijk twee zwemslagen getoetst werden, maar dat er verder niet voorgeschreven stond welke zwemslagen dat moeten zijn. De kandidaat kon dus zelf bepalen welke slag hij wenste te zwemmen. Zo kon de kandidaat er dus voor kiezen om 125 meter borstcrawl te zwemmen in plaats van 125 meter schoolslag. In de praktijk zal dit uiteraard niet vaak voorgekomen zijn, en zal er gekozen worden voor het zwemmen van de schoolslag en enkelvoudige rugslag.
Eisen B diploma vanaf 30 september 1998
Vanaf 30 september maken de leerlingen kennis met vier zwemslagen, in plaats van twee. Voor 30 september1998 werd er voornamelijk schoolslag en enkelvoudige rugslag geoefend, na de herstructurering van 1998 maken de leerlingen ook kennis met de borstcrawl en rugcrawl. Deze slagen komen nu ook voor bij het A diploma. Voor de leerlingen is dit dus al bekend. Wel moet er sprake zijn van een duidelijke opbouw. Er mocht voor het A diploma nog sprake zijn van een 'beginnerscrawl', maar voor het B diploma werden er toch wel meer eisen gesteld aan de techniek van deze slagen.
Ook wordt nu uitgebreid getoetst of de deelnemer wel volledig gewend is aan het water. Dit wordt getoetst door middel van een aantal basiselementen die in alle zwemdiploma's naar voren komen. Ook deze basiselementen zijn voor de kandidaten niet onbekend meer. Hiermee hebben ze al te maken gehad bij het A diploma. Maar ook nu geldt, dat er sprake moet zijn van een opbouw. De basiselementen waar ze bij het A diploma kennis mee hebben gemaakt, worden nu in moeilijkere oefeningen verwerkt.
Deze basiselementen zijn:
- Te water gaan
- Onder water
- (Uit)drijven
- Draaien
- Watertrappen
- Survival
De onderstaande (samengevatte) eisen zijn de diploma-eisen, opgesteld door de Nationale Raad Zwemdiploma's (NRZ) en zijn van kracht geworden vanaf 30 september 1998.
Gekleed Zwemmen
Basiselementen: te water gaan, watertrappen, draaien, survival
- Te water gaan met een voetsprong voorwaarts, helemaal onder water gaan en onder water een halve draai om de lengte-as maken,
- na het boven komen, 30 seconden watertrappen,gevolgd door
- 25 meter schoolslag zwemmen, onder een vlot door zwemmen en een hele draai om de lengte-as maken
- 25 meter rugslag zwemmen
- zelfstandig uit het water klimmen
In badkleding zwemmen
Basiselementen: te water gaan, oriënteren onder water
Zwemslagen: schoolslag, enkelvoudige rugslag
- Te water gaan met een kopsprong, direct gevolgd door het zwemmen door een gat in een zeil dat hangt in het water op 6 meter vanaf de kant, gevolgd door
- 75 meter schoolslag, onderbroken door drie maal voetwaarts te zakken richting de bodem
- 75 meter enkelvoudige rugslag
Basiselement: (uit)drijven
- Afzetten van de wand, direct gevolgd door 10 seconden uitdrijven op de borst, enkele meters schoolslag, 7 seconden drijven op de borst, enkele meters schoolslag
- Afzetten van de wand, direct gevolgd door 10 seconden uitdrijven op de rug, enkele meters enkelvoudige rugslag, 15 seconden uitdrijven op de rug, enkele meters enkelvoudige rugslag
Zwemslagen: borstcrawl, rugcrawl
- Te water gaan, 10 meter borstcrawl
- Afzetten van de wand, 10 meter rugcrawl
Basiselementen: watertrappen, draaien
- Te water gaan met een sprong naar keuze, gevolgd door
- 30 seconden watertrappen met gebruik van de armen en benen
- 30 seconden watertrappen met de benen, de armen passief in de zij
Verschillen en overeenkomsten
Helaas komt het nog steeds vaak voor dat leerlingen afhaken na het behalen van het B diploma. Maar het B diploma na 30 september 1998 is nog steeds geen eindstation. Er is uiteraard een duidelijk opbouw. Van A(anvang) naar B(eter). Toch wordt er voor een goede zwemvaardigheid verwacht dat ook het laatste diploma in de rij nog behaald wordt. Voor 30 september 1998 was dat het Basiszwemdiploma, na 30 september 1998 het C diploma.
Het B diploma voor 30 september 1998 werd ten opzichte van het A diploma uitgebreid met een nieuw onderdeel, namelijk het onderwater zwemmen. Opvallend is, dat er gesproken werd over 'onderwater zwemmen', en niet over 'onderwater oriëntatie', zoals dat nu het geval is. Er werd verwacht dat een leerling 7 meter onderwater kon zwemmen. Hoe dit gedaan werd, was niet van belang. Het kwam dus regelmatig voor dat een leerling deze 7 meter zwom met de ogen stijf dicht. Dit was uiteraard goed zichtbaar, want doordat er met de ogen dicht gezwommen werd, zwom de leerling niet recht door het water. Maar het was toegestaan, en ondanks dat de leerling niet volledig watervreesvrij was, werd het B diploma toch uitgereikt.
Nu wordt er echt gesproken over 'onderwater oriëntatie'. De leerling moet een aantal meter onderwater zwemmen door een 'gat' dat in het water hangt. Nu wordt er dus wel getest of de ogen open gehouden worden. Het is bijzonder lastig om door een gat te zwemmen met de ogen dicht. Een duidelijke vooruitgang dus. Wederom wordt met dit diploma wel getoetst of een leerling volledig watervreesvrij is.
Een overeenkomst tussen de B diploma voor en na 30 september is de opbouw. In allebei de diploma's is een duidelijke opbouw te vinden. Het is echter wel een feit dat het B diploma na 30 september 1998 veel meer diverse elementen bevat. Zo blijft het voor de leerling een uitdaging, en ook de onderwijzer zelf kan de lessen vullen met veel variatie. Uiteraard heeft dit een positief effect op leraar en leerling