Patriottisme, trots, en het belang van sport
Ook in 2014 is er weer de nodige sportgekte, die gepaard gaat met een nationalistisch gevoel en een oranjegekte. Bij het wereldkampioenschap voetbal in 2012 de Olympische Spelen van 2014 in Sotsji was dat al te merken. Bij dit soort evenementen, maar met name bij voetbal, komen veel oranje versierselen tevoorschijn. In de media wordt dan ook vaak verteld dat Nederland eigenlijk wel moet winnen, en dat dit ook belangrijk is. Wat is de oorzaak van dit soort nationalistische gekte? De verklaring ligt vooral in een traditionele stammenstrijd, gecombineerd met moderne commercialisering.
Lokale en nationale trots, gekte en sport
Bij de Olympische Winterspelen in Sotsji van 2014 stopten mensen met schaatsen, om op een groot scherm rechtstreeks buiten naar de schaatspartijen van de Nederlanders te kijken. Op diverse kantoren waren de wedstrijden onder werktijd via het internet te zien via live-streaming. Toen het Europees Kampioenschap voetbal in 2012 aan de gang was, werden woonwijken in Nederland compleet oranje gemaakt met een duizelingwekkende hoeveelheid slingers, vlaggetjes en andere dingen. De verwachting was dat “we” wel even kampioen zouden worden. Nederland was dat immers aan haar stand verplicht, werd in de media en in de kroegen verteld, omdat het elftal bestond uit wereldvoetballers die al een WK finale hadden gehaald. Is Nederland echt aan “haar stand als land verplicht zijn om dit doel te halen", en ook "omdat dit belangrijk is”? Heeft Nederland, of welk sportland dan ook een nationale plicht om te winnen? En waarom zou dit belangrijk zijn? Zo belangrijk dat al het andere stopt en de oranjegekte uitbreekt?
Nationalisme en belang versus persoonlijke prestaties
Schaatser Koen Verweij vond bij de Olympische Spelen van 2014 in ieder geval wel dat hij het aan zijn stand verplicht was te winnen. Bij de 1500 m schaatsen verloor hij toen op 0,003 seconden verloor van de Pool Zbigniew Bródka. Daarna zei hij in een televisie-interview dat de tweede plaats “niet zijn plaats” is. In de Poolse media werd Verweij daarna als erg onsportief beschreven. Bij de schaatsploegenachtervolging, op dezelfde spelen, werd op televisie steeds geroepen dat Nederland "natuurlijk" favoriet is en eigenlijk moet winnen, en het enige moeilijke was om het waar te maken. Bovendien was het allemaal erg belangrijk. Waarom maakt sport dit soort gevoelens los van nationale trots en belangrijkheid? Als iemand kan bewijzen dat hij het snelst schaatst, is dat natuurlijk leuk voor hemzelf. Dit was zijn persoonlijke prestatie, en daar kan het bij blijven. Verder hoeft het niet publiek gemaakt te worden. Desondanks zijn sportieve prestaties toch een publieke zaak geworden, maar hiervoor zijn wel logische verklaringen te geven.
Stammenstrijd
De eerste verklaring hiervoor is de ouderwetse stammenstrijd. Sinds het bestaan van de mensheid vechten stammen met elkaar om het een of ander. De stammen gingen elkaar te lijf in oorlogsuitrusting, oorlogskleuren, vlaggen, en men maakte lawaai met hoorns en toeters. Sport is daarvan een vreedzame vorm geworden. De oorlogsuitrusting is vervangen door een clubtenue, ook voor de supporters, of kleuren die verbonden zijn aan de nationale identiteit, zoals oranje. Zie hier de vergelijking tussen een gekleurde, lawaaiige stammenoorlog, en een door sporters en supporters gekleurd en lawaaiig sportevenement.
Het bovenstaande verklaart meteen waarom men de sportieve prestaties zo belangrijk vindt. Het wordt namelijk verbonden aan een gevoel van saamhorigheid, identiteit trots. Het is bekend dat de Nederlandse “stam” goed is in langebaanschaatsen, en dat hierin een stuk van de Nederlandse identiteit ligt. Winnen moet dan aan de ene kant vanzelfsprekend zijn voor een Nederlandse schaatser, en aan de andere kant is het vooral van belang om niet te verliezen. Want hoe zou het staan als een “amateuristische Poolse brandweerman” toch sneller schaatst dan "de onzen"?
Sportieve stammenstrijd leidt soms wel tot echte fysieke gevechten tussen de stammen. Een voorbeeld is de gevechten van de “voetbalsupporters” van het Amsterdamse Ajax en het Rotterdamse Feyenoord. Maar dat kan ook anders. Sportieve rivaliteit kan juist voorkomen dat er echte oorlogen worden gevoerd. Bij het WK voetbal van 2010 gingen de fans van de VS en Iran vriendelijk met elkaar om. Ondanks de nationalistische gevoelens die spelen bij de spanningen tussen de politici van deze landen, had sport hier de mensen verbroederd.
Big business
Het belang van de sportieve prestaties wordt verder versterkt door het feit dat sport tegenwoordig erg is vercommercialiseerd. Bij sportwedstrijden kan een groot publiek zitten. Bovendien worden ze vaak op televisie uitgezonden. Daarom zetten grote bedrijven dan ook grootschalig reclamecampagnes op rond sportevenementen. Daarnaast gebeurt het steeds vaker dat individuele sporters persoonlijk worden gesponsord. Tiger Woods, Roger Federer, Sven Kramer, John de Wolf, David Beckham… ze zijn allemaal in reclames voorgekomen.
Een dergelijke vercommercialisering heeft tot gevolg dat het onmogelijk is om te missen dat er een groot sportevenement komt. De omroep maakt reclame voor zijn uitzending, en colamerken maken reclame voor hun drank met slogans als “officiële sponsor van…” En anders wordt men er wel via reclame aan herinnerd dat Roger Federer zich glad kan scheren met de scheermesjes van het merk van zijn sponsor. Misschien schakelen de tv-kijkers de dag daarna toch onbewust over naar de uitzending van de Wimbledon finale, om daar naar Roger Federer te kijken. Dit alles zorgt er wel voor dat sportieve prestaties nog belangrijker worden gemaakt dan dat ze al waren. En dan eigenlijk op een kunstmatige manier, die niets met de sport zelf te maken heeft.
Conclusie
Het individuele belang van de sporter, of de ploeg waarin die speelt, wordt uitvergroot door het principe van stammenstrijd, en door de big business die ervan gemaakt is. Dat men zoveel belang aan sport hecht, en het zoveel patriottisme of (lokale) trots oproept is duidelijk en goed verklaarbaar. Maar het is wel enigszins opgeklopt door factoren die met de sport zelf eigenlijk niets te maken hebben. Is dat goed of slecht? Daarover zullen meningen verschillen.
© 2014 - 2024 Kenmonsch, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Lichaamsbouw en krachtsportHoe komt het toch dat de ene alleen maar naar een sportschool hoeft te kijken en zijn spiermassa neemt al toe? Een ander…