De Olympische helden van Oslo 1952
Voor de tweede Winterspelen na de oorlog werd voor het Noorse Oslo gekozen. Op het skiën na (113 kilometer verderop in Norefjell) werden alle onderdelen in én in de directe omgeving van de Noorse hoofdstad georganiseerd. Noorwegen had in de voorgaande vijf edities al enkele malen het landenklassement gewonnen, en deed dat nu weer met zeven gouden medailles, ruim voor de Verenigde Staten en Finland.
Overzicht
Uit het programma verdween het tobogansleeën en de combinatie bij het skiën. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen. Nieuw was de reuzenslalom voor mannen en vrouwen en de tien kilometer langlauf bij de vrouwen. Voor het eerst deed de Nederlandse equipe enigszins van zich spreken. Een uitverkiezing tot een van de helden van deze Winterspelen zat er nog niet in, maar Kees Broekman (twee keer) en Wim van der Voort (een keer) veroverden wel drie zilveren medailles bij het schaatsen.
Hjalmar Andersen (Noorwegen – schaatsen)
Tweede schaatser in de historie die drie gouden medailles won tijdens één Olympische Spelen. Dat was overigens geen verrassing, vrachtwagenchauffeur Hjalmar Andersen was zowel in 1950 als in 1951 Europees en wereldkampioen allround, iets wat hij na de Olympische Spelen in zijn thuisland nog een keer herhaalde.
Voor zijn gouden medailles hoefde Andersen niet elke keer hard te werken. Wel voor de 1500 meter, die hij eindigde met slechts 0,2 seconden voorsprong op de Nederlander Wim van der Voort. Andersen had daarbij het geluk dat zijn race droog bleef en dat het bij Van der Voort, al twee jaar de beste op deze afstand, sneeuwde. Op de 5000 en 10.000 meter was het een ander verhaal, Kees Broekman haalde tweemaal zilver binnen met respectievelijk tien en 25 seconden achterstand op Andersen.
Dick Button (Verenigde Staten – kunstrijden)
Dat na 1948 Dick Button ook in 1952 Olympisch goud zou behalen, daar twijfelde in die vier tussenliggende jaren eigenlijk niemand aan. Button won alle kampioenschappen waaraan hij deelnam. Hij maakte het enkel nog spannend voor hemzelf. In Oslo was hij namelijk de allereerste die tijdens de vrije kür een sensationele driedubbele sprong uitvoerde. Die lukte en Button won op grote afstand van de Oostenrijker Helmut Seibt wederom goud.
Stein Eriksen (Noorwegen – skiën)
Tot 1948 hadden in de jonge geschiedenis van het Olympische alpine skiën enkel skiërs uit de Alpenlanden goud behaald. Stein Eriksen werd voor aanvang als een outsider beschouwd, met alleen een bronzen medaille op de slalom tijdens het WK van 1950 als opvallende prestatie. In 1952 lukte alles. Als eerste won hij de nieuw in het programma opgenomen reuzenslalom, ruim voor de Oostenrijker Christian Pravda. Een dag later was een zesde plek op de afdaling zeker geen teleurstelling. Op de slalom ging het nog wat beter. Othmar Schneider was te goed, maar Eriksen legde wel beslag op het zilver. Na afloop van de Spelen vertrok de charismatische Eriksen al snel naar de Verenigde Staten, waar hij onder andere werkte in het wereldberoemde Aspen.
Lydia Wideman, Mirja Hietamies en Siiri Rantanen (Finland - langlaufen)
In Oslo mochten voor het eerst vrouwen meedoen aan het langlaufen. Er was één onderdeel, de tien kilometer individueel. Dat werd een prooi voor de Finse vrouwen. Lydia Wideman won met 59 seconden voorsprong goud, voor haar landgenotes Mirja Hietamies en Siirri Rantanen. Die laatste haalde in een eindsprint nog net de Zweedse Märtha Nordberg in. De vierde Finse deelneemster, Sirka Polkkunen werd ook nog vijfde.
Andrea Mead-Lawrence (Verenigde Staten – skiën)
Als vijftienjarige stond Andrea Mead-Lawrence al op de deelnemerslijst van de Winterspelen in St. Moritz. Daar viel ze niet in de prijzen, al was de achtste plek op de slalom natuurlijk wel knap. In Oslo fungeerde Mead-Lawrence als aanvoerster van het Amerikaanse skiteam en was ze een klasse apart op de slalom én op de reuzenslalom. Op de slalom bleef ze de Duitse Ossi Reichert 0,8 seconden voor. Het verschil op de reuzenslalom (2,2 seconden op de Oostenrijkse Dagmar Rom) was nog wat groter. Daarmee werd Mead-Lawrence de eerste Amerikaanse skiester die twee gouden medailles wist te behalen op de Winterspelen. Vier jaar later nam ze voor de derde deel aan de Winterspelen. In Cortina d’Ampezzo bleef ze steken op een vierde plek op de reuzenslalom.
Othmar Schneider (Oostenrijk – skiën)
Sinds 1950 behoorde Othmar Schneider – toen 22 jaar – tot de wereldtop bij het skiën. Hij won vele FIS-wedstrijden, in zowel de afdaling als de slalom. Tijdens de Winterspelen in Oslo won Schneider eerst op 16 februari de zilveren medaille op de afdaling, achter de Italiaan Zeno Colò. Drie dagen later, tijdens de slalom, ging het nog beter. Na de eerste run lag Schneider derde, 0,3 seconden achter het duo Stein Eriksen en landgenoot Hans Senger. In de tweede run noteerde Schneider de tweede tijd, waarmee tussentijds hij aan de leiding ging. Senger moest nog, maar miste het allerlaatste poortje en werd gediskwalificeerd.
Schneiders Olympische prestaties leverden hem ook nog de eretitel Oostenrijks Sportman van het jaar 1952 op.
West-Duitsland (bobsleeën)
In 1948 mochten de Duitsers nog niet meedoen vanwege de Tweede Wereldoorlog, in 1952 wonnen ze zowel de tweemans- als de viermansbob. In de tweemansbob wonnen Andreas Ostler en Lorenz Nieberl alle vier de afdalingen en eindigden ruim voor de Verenigde Staten en de twee Zwitserse bobsleeën. Voor de viermansbob hadden de Duitsers een truc bedacht. Aan Ostler en Nieberl werden Friedrich Kuhn en Franz Kemser toegevoegd. Hierdoor was het gemiddelde gewicht van de vier Duitsers 118 kilo per persoon, wat natuurlijk een enorm voordeel betekent. Ook het viertal won alle vier de runs. Na afloop werden in het reglement maximumgewichten opgenomen (375 kilo voor de tweemansbob en 630 kilo voor de viermansbob), waarbij lichtere teams tot dit maximum ballast mochten meenemen.