De Olympische helden van St. Moritz 1948
Slechts twintig jaar na de eerste keer mocht St. Moritz de Olympische Winterspelen al voor de tweede keer organiseren. Een belangrijke reden daarvoor was dat er net na de oorlog weinig financiële middelen beschikbaar waren. Omdat de faciliteiten van St. Moritz uit 1928 nog goed bruikbaar waren, werd opnieuw voor deze stad gekozen. Duitsland en Japan mochten vanwege hun rol in de Tweede Wereldoorlog niet meedoen, Italië gek genoeg wel.
Overzicht
Hoewel in 1936 al een voorzichtig begin werd gemaakt, betekenden deze Winterspelen de echte doorbraak van het alpine-skiën. Met de afdaling en slalom voor mannen én voor vrouwen zijn meteen vier van de vijf nieuwe Olympische disciplines genoemd. Verder keerde tobogansleeën weer terug op het programma. Noorwegen en Zweden wonnen het landenklassement, net voor thuisland Zwitserland. Het waren zo kort na de oorlog in alle opzichten sobere Winterspelen, met wat weinig opzienbarende sportprestaties en weinig echte helden.
Nino Bibbia (Italië – tobogansleeën)
Tobogansleeën stond in 1928 in St. Moritz op het programma, en in 1948 opnieuw. De sport werd lange tijd ook alleen maar beoefend op de Cresta Run, de skeletonbaan van St. Moritz.. De in mei 2013 overleden Italiaan Nino Bibbia werd in 1948 overtuigend winnaar van de Olympische wedstrijd. Hoewel het verbazingwekkend is dat Italië mee mocht doen, kreeg de wedstrijd met Bibbia wel de best denkbare winnaar. Hij won ruim voor de Amerikaan John Heaton (ook al tweede in 1928!) en de Brit John Crammond. In totaal won Bibbia 232 ritten op de Cresta Run, en was hij bijna dertig jaar lang bijna onklopbaar in zijn sport. Na 1948 werd de sport pas weer in 2002 aan het Olympisch programma toegevoegd.
Ake Seyffarth (Zweden – schaatsen)
De schaatscarrière van Ake Seyffarth (geboren in 1919) begon door de Tweede Wereldoorlog eigenlijk pas in 1947, toen voor het eerst weer kampioenschappen werden georganiseerd. Seyffarth werd derde op het WK en veroverde de Europese titel in eigen land. Tijdens de Olympische Spelen nam hij deel aan alle vier de afstanden, en ging steeds beter presteren. Op 31 januari werd Seyffarth op de 500 meter elfde, een dag later bleef hij op zijn favoriete afstand, de 5000 meter, steken op de zevende plek. Daarna, op 2 februari op de 1500 meter, slaagde hij erin de zilveren medaille te veroveren, met een halve seconde achterstand op de Noor Sverre Farstad. Het hoogtepunt in de sportieve carrière van Seyffarth was ongetwijfeld de 10.000 meter, weer een dag later. Met bijna tien seconden voorsprong op de Fin Lassi Parkkinen was hij ongenaakbaar. Tijdens de schaatswedstrijden tijdens deze Spelen wonnen alleen Seyffarth en de Noor Odd Lundberg (één zilver, één brons) meer dan één medaille.
Henri Oreiller (Frankrijk – alpine-skiën)
Nadat in 1936 al een combinatie van afdaling en slalom op het Olympisch programma stond, maakten de twee disciplines in 1948 hun debuut als afzonderlijke wedstrijden. De in Parijs geboren Fransman Henri Oreiller leerde skiën rondom Val d’Isere. Net na de oorlog gold hij als de beste skiër van Frankrijk, met als bijnaam ‘de afdalende gek’ ('Fou descendant'). Die bijnaam deed hij op de Olympische afdaling eer aan, door meer dan vier seconden sneller te zijn dan de Oostenrijker Franz Gabl. Op de slalom veroverde Oreiller ook nog brons, achter de Zwitser Edi Reinalter en landgenoot James Couttet. Opgeteld leverde dat Oreiller ook nog eens gouden medaille in de combinatie op, ver voor de concurrentie. Oreiller overleed al op jonge leeftijd (37 jaar) als gevolg van een auto-ongeluk, in 1962.
Dick Button (Verenigde Staten – kunstrijden)
In 1947, een jaar voor de Olympische Spelen, won de Amerikaanse kunstrijder Richard ‘Dick’ Button (toen pas 17 jaar) zilver op de wereldkampioenschappen, achter de Zwitser Hans Gerschwiler. Het was meteen de laatste keer dat supertalent Button niet op de eerste plaats eindigde bij een kampioenschap. In St. Moritz leidde de Amerikaan al na de verplichte figuren, opnieuw voor Gerschwiler. Buttons kür in St. Moritz bevatte als hoogtepunt de dubbele axel. Hiermee werd Button de eerste kunstschaatser die deze sprong succesvol succes uitvoerde tijdens een kampioenschap. De dag voor de vrije kür was het hem gelukt om de dubbele axel op de training goed uit te voeren en gedurfd besloot hij de sprong in zijn kür op te nemen. Hij werd er afgetekend Olympisch kampioen mee.
Micheline Lannoy en Pierre Baugniet (België – kunstrijden)
Eerder dan Nederland veroverde België zijn allereerste gouden medaille op de Winterspelen. Verantwoordelijk voor deze prestatie was het kunstrijdpaar Micheline Lannoy en Pierre Baugniet. Dit succes kwam niet geheel onverwachts. Het paar veroverde in 1947 al de wereldtitel (voor broer en zus Kennedy, de Kennedy kids genoemd) én de Europese titel (voor broer en zus Silverthorne uit Groot-Brittannië). Nadat het Belgisch paar de Europese kampioenschappen in Praag had laten schieten (gewonnen door Andrea Kékessy en Ede Király uit Hongarije) ging het Lannoy en Baugniet op 7 februari in de Olympische wedstrijd voor de wind. Met een flinke voorsprong op het Hongaarse paar was de gouden medaille geen enkel moment in gevaar.