Helden van de langebaan
Schaatsen is na voetbal misschien wel de meest populaire sport in Nederland. Als er een WK of EK ten lande gehouden wordt dan trekt dat duizenden supporters. Het wordt direct uitgezonden op de televisie. Wat vooral opvalt is de sportieve sfeer: de verdiensten van elke schaatser – of het nu een Nederlander is of niet – worden altijd onderkend. En natuurlijk zijn er in de geschiedenis niet alleen grote Nederlandse schaatsers geweest.
Jaap Eden
Jaap Eden (1873-1925; zie foto boven) was behalve een gevierd schaatser ook wielrenner en voetballer. Hij speelde in zijn jeugd bij HTC Haarlem. Op zijn negentiende behaalde hij zijn eerste wereldtitel op de langebaan, waarna de volgende twee jaar (1895 en 1896) nog twee volgden. Ook brak hij diverse wereldrecords. Na zijn derde titel ging hij zich wijden aan de wielersport. Ook daarin behaalde hij grote successen en – wat belangrijker was – hij kon er wat geld mee verdienen. Omdat hij er zelfs zoveel geld bleek te verdienen, begon hij er de kantjes wat vanaf te lopen. In 1915 stopte hij zijn actieve loopbaan. Uiteindelijk stierf hij jong (51 jaar) en arm. In Amsterdam is er een kunstijsbaan naar hem vernoemd.
Oscar Mathisen
Oscar Mathisen (1888-1954) wordt algemeen beschouwd als één van de grootste Noorse schaatsers aller tijden. Hij won vijf keer een WK all-round (1908,1909, 1912, 1913, 1914) en drie keer de Europese kampioenschappen. Ook vestigde hij een tiental wereldrecords. Zijn dood was echter tragisch, want hij pleegde zelfmoord na eerst zijn vrouw, die aan depressies leed, vermoord te hebben.
Clas Thunberg
Ook de Finse schaatser Thunberg (1893-1973) won vijf wereldtitels (1923, 1925, 1928, 1929 en 1931) en vier Europese titels. Hij won ook vijf gouden Olympische medailles, verdeeld over 1924 en 1928.
Hjalmar Andersen
Hjalmar Andersen (1923-2013) won in 1950, 1951 en 1952 zowel de Europese titel als de wereldtitel all-round, maar had zijn grootste successen toen hij het jaar 1952 bekroonde met drie Olympische gouden medailles.
Kees Verkerk
Kees Verkerk (1942) won twee maal een WK all-round (1966, 1967), waarmee hij een jarenlange Noorse hegemonie verbrak. In 1967 won hij ook het EK. Daarnaast won hij één gouden en drie zilveren Olympische medailles.
Ard Schenk
Tegelijkertijd met Kees Verkerk kwam ook de schaatser Ard Schenk (1944) op, al duurde het langer totdat die tot bloei zou komen. Maar toen dat gebeurde overvleugelde hij zijn teamgenoot -en andere schaatsers- op alle fronten. Schenk won drie wereldtitels (1971, 1972 en 1973), drie EK’s (1966, 1970 en 1972) en tijdens de Olympische Spelen in 1972 in Sapporo won hij drie gouden medailles, waarmee dat jaar zijn topjaar genoemd kan worden. Vervolgens stapte Schenk met enkele andere schaatsers over naar een profcircuit en werd ook daar één maal wereldkampioen. Hij wordt beschouwd als één van de meest succesvolle schaatsers ooit en als een universeel schaatser omdat hij op alle vier de traditionele all-round afstanden excelleerde.
Eric Heiden
Dat geldt ook voor Eric Heiden (1958), die in 1980 tijdens de Olympische Spelen van Lake Placid op alle afstanden (500, 1000, 1500, 5000 en 10.000 meter) een gouden medaille won. Hij won tevens drie maal achter elkaar zowel het WK all-round als sprint (1977, 1978 en 1979), waarna hij in het Olympische jaar nogmaals de beste van de wereld was in de sprint. Na deze successen stopte hij plotseling met schaatsen en begon een weinig succesvolle wielercarrière. In 1986 nam hij deel aan de Tour de France.
Hilbert van der Duim
Hilbert van der Duim (1957) was degene die in het Olympische jaar van 1980 Eric Heiden van zijn wereldtroon stootte. Daarna won hij in 1982 dezelfde titel nog eens. Ook won hij twee EK’s (1983, 1984). De vraag is of hij niet nog veel meer had kunnen winnen als hij niet over vogelpoep of blokjes uitgegleden was of een rondje te vroeg zijn races had willen beëindigen. Hij was overigens bij uitstek een slecht weer rijder, want slechte weersomstandigheden waren steeds van grote invloed bij zijn victories. Zijn record van zeven Nederlandse titels is tot nu toe onaantastbaar gebleken.
Igor Zjelezovski
Igor Zjelezovski (1963) is de onbetwiste titelhouder bij de WK sprint. Zes gouden medailles (1985, 86, 89, 91, 92 en 93) en een bronzen (1990) mocht hij in zijn vitrines hangen. De laatste medailles won hij, vanwege het uiteenvallen van de USSR, met Wit-Rusland. Hij won echter nooit een gouden Olympische medaille.
Johann Olav Koss
Johann Olav Koss (1968) won drie maal een wereldtitel op de langebaan, in 1991, 1992 en 1994. In 1992 won hij ook het EK. Tevens won hij een gouden medaille op de 1500 meter tijdens de Olympische Spelen van Albertville (1992). Twee jaar later, in Lillehammer, won hij nog eens drie gouden medailles, op de 1500, 5000 en 10.000 meter.
Rintje Ritsma
Rintje Ritsma (1970), of de ‘Beer van Lemmer’, werd vier maal wereldkampioen all-round, in 1995, 1996, 1999 en 2001, en zes keer Europees kampioen, wat jarenlang een record was. Het lukte hem echter nooit om een gouden Olympische medaille te winnen.
Jeremy Wotherspoon
Jeremy Wotherspoon (1976) won vier maal de wereldkampioenschappen sprint (1999, 2000, 2002 en 2003) en werd één maal tweede achter Jan Bos (1998), twee maal achter Erben Wennemars (2004 en 2005) en één maal achter de Zuid-Koreaan Lee Kyou-hyuk (2008) -overigens ook winnaar van vier WK's sprint. Hij was daarnaast drie keer wereldkampioen afstanden (twee keer op de 500 meter en één keer op de 1000). Tevens is hij recordhouder wereldbekeroverwinningen bij de mannen.
Shani Davis
Shani Davis (1982) is net als zijn landgenoot Eric Heiden een universeel schaatser. Niet voor niets won hij zowel het Wereldkampioenschap sprint (2009), het Wereldkampioenschap all-round (2005 en 2006) en twee Olympische medailles (Turijn 2006 en Vancouver 2010) op de 1000 meter, zijn sterkste afstand. Dat wordt bevestigd doordat hij ook nog hij vier maal Wereldkampioen werd op die afstand. Ook won hij drie maal de gouden medaille op een WK afstanden op de 1500 meter en leidt hij al enkele jaren achter elkaar de zg. Adelskalender, een ranglijst op basis van tijden op de 500, 1500, 5000 en 10.000 meter. In 2004 was hij de eerste schaatser van het Afrikaanse ras die op het podium kwam; tijdens het WK van dat jaar werd hij tweede.
Sven Kramer
Sven Kramer (1986) is misschien wel de meest succesvolle langebaanschaatser ooit. Hij won tussen 2007 en 2019 maar liefs tien keer het EK en negen keer het WK all-round. Daarmee is hij absoluut recordhouder. Op de Olympische Spelen was Kramer drie keer achtereenvolgend succesvol de 5000 meter (goud in Vancouver 2010, Sotsji 2014 en Pyeongchang 2018), iets wat geen schaatser voor hem heeft gepresteerd. Eerder, in Turijn 2006, won hij op die afstand zilver. Op de 10.000 meter, een andere afstand waarop zijn jarenlange suprematie op de langebaan zich heeft gebaseerd, zat het hem minder mee: in Vancouver werd hij -zijn winnende tijd ten spijt- op die afstand gediskwalificeerd omdat hij een buitenbaan teveel reed, en vier jaar later eindigde wat zijn revanche moest worden in een deceptie - hij won 'slechts' zilver, achter Jorrit Bergsma. In totaal won hij vier keer Olympisch goud, met een medaille op de ploegenachtervolging meegerekend.