Springen: de verschillende klassen (paardensport)

Wanneer je met je paard wilt gaan springen op wedstrijd, is het handig om het een en ander over de regelgeving en de verschillende klassen te weten. Je loopt de klassen door, door middel van winstpunten. Bij iedere nieuwe klasse komt weer een nieuwe moeilijkheid kijken. Zo worden de hindernissen bij iedere klasse verhoogd, maar worden er ook andere technische aspecten toegevoegd.

Soorten parcoursen

De twee meest voorkomende soorten wedstrijden zijn klassieke parcoursen en progressieve parcoursen. Naast deze vormen zijn er nog veel meer vormen van parcoursen zoals het jachtspringen (op tijd) en puissance (hoogtespringen).

Klassiek

In een klassiek parcours gaat het voornamelijk om het aantal strafpunten, daarna om de tijd. De ruiter rijdt het parcours en krijgt vier strafpunten per balk of strafpunten voor de tijdsoverschrijding. De combinaties die foutloos zijn, strijden tegen elkaar in een barrage. Hierbij moet een klein aantal hindernissen uit het parcours zo snel mogelijk worden gesprongen. De snelste combinatie met de minste fouten wint. Voor de klasse B is een extra toevoeging bij het klassieke parcours. Deze wordt op stijl verreden. Dit betekent dat een jury stijlpunten toekent aan de combinatie. Het klassement en de winstpunten worden door deze stijlbeoordeling opgemaakt.

Progressief

Bij een progressief parcours staan er 6, 8 of 10 hindernissen die steeds moeilijker worden. De moeilijkheidsgraad kan in de hoogte of breedte liggen, maar ook aan de lijn waarop de hindernis staat. In een progressief parcours mogen geen combinatiesprongen staan opgesteld. Er worden bonuspunten toegekend bij het springen van deze hindernissen. 1 punt voor hindernis 1, 2 punten voor hindernis 2, etc. Wanneer een hindernis omver wordt geworpen krijgt de combinatie geen punten. Andere fouten worden volgens de reguliere strafpuntenregels bestraft.
De wedstrijd mag direct op tijd worden gereden of moet een barrage hebben. In het geval van een barrage moet deze over minimaal 6 sprongen beschikken die in dezelfde volgorde worden gesprongen als in de eerste ronde. De hindernissen behouden hun waarde zoals hierboven genoemd. Voor de barrage mag het parcours hoger en/of breder worden gezet.
Om een progressief parcours nog spannender te maken mag er naast de laatste hindernis als alternatieve laatste hindernis een 'joker' worden ingezet. Deze hindernis moet moeilijker zijn dan de reguliere laatste hindernis. Deze hindernis is het dubbele aantal punten waard. Wanneer de 'joker' omver wordt geworpen, worden de punten afgetrokken van het verzamelde puntenaantal.

Klassen

Iedere klasse kent zijn eigen moeilijkheid. Vaak zit dit in de hoogte en breedte en het type van de hindernis. Iedere klasse wordt qua parcours en lijnen steeds moeilijker.

De klasse BB

Er mogen wedstrijden worden georganiseerd met een BB-rubriek. Deze rubriek bestaat meestal uit een eenvoudig parcours of B-parcours met verlaagde hindernissen. De BB is geen promotieklasse en is bedoeld als voorbereiding op het B-parcours. Je kunt dus geen winstpunten behalen en je mag altijd in de BB blijven starten. De hoogte van het BB-parcours mag door de organisatie worden bepaald met een maximum van 80 of 90 cm. Vaak wordt de keuze gegeven voor BB80 of BB90. Er mogen maximaal 10 hindernissen worden geplaatst in het parcours. Voor deelname aan deze rubriek hoef je geen startkaart te hebben en geen winstpunt in de dressuur te hebben.

De klasse B

De maximale hoogte in de klasse B is 1.00 meter en de maximale breedte is 1.10 meter. In de klasse B mag 1 dubbelsprong worden geplaatst. Er mogen maximaal 10 hindernissen worden geplaatst in het parcours. In de klasse B worden de ruiters ook beoordeeld op stijl. Wanneer er onvoldoende stijlpunten worden behaald is verdere deelname uitgesloten en winstpunten worden niet toegekend.

De klasse L

De maximale hoogte in de klasse L is 1.10 meter en de maximale breedte is 1.20 meter. In de klasse L mogen twee dubbelsprongen worden geplaatst. Een sloot is toegestaan, met een maximale breedte van 2.50 meter. Er mogen maximaal 10 hindernissen worden geplaatst in het parcours.

De klasse M

De maximale hoogte in de klasse M is 1.20 meter en de maximale breedte is 1.30 meter. In de klasse M mogen twee dubbelsprongen worden geplaatst en een driesprong. Een sloot is toegestaan, met een maximale breedte van 3 meter. Er mogen maximaal 12 hindernissen worden geplaatst in het parcours.

De klasse Z

De maximale hoogte in de klasse Z is 1.30 meter en de maximale breedte is 1.40 meter. In de klasse Z mogen twee dubbelsprongen worden geplaatst en een driesprong. Een sloot is (mits er buiten wordt gesprongen) aanbevolen, met een maximale breedte van 4 meter. Er mogen maximaal 12 hindernissen worden geplaatst in het parcours.

De klasse ZZ

De maximale hoogte in de klasse ZZ is 1.35 meter en de maximale breedte is 1.45 meter. In de klasse ZZ mogen twee dubbelsprongen worden geplaatst en een driesprong. Een sloot is (mits er buiten wordt gesprongen) aanbevolen, met een maximale breedte van 4 meter. Er mogen maximaal 12 hindernissen worden geplaatst in het parcours.

Winstpuntenregeling

In alle klassen krijg je 2 winstpunten bij een foutloos parcours en 1 winstpunt bij 1 t/m 4 strafpunten. In de klasse B tellen de stijlpunten mee voor het bepalen van het aantal winstpunten.
Bij de klasse L en hoger kunnen ook verliespunten worden toegekend. Bij meer dan 16 strafpunten boven de score van de winnaar krijg je 2 verliespunten. Ook bij alle uitsluitingen (behalve vrijwillige en vergeten parcours) ontvang je 2 verliespunten.