Basketbal, spelregels en speluitleg
Basketbal is van oorsprong een Amerikaanse teamsport voor mannen. Basketbal wordt tegenwoordig over de hele wereld gespeeld door zowel mannen en vrouwen. Ook wordt basketbal gespeeld door heel het land en voor zowel mannen als vrouwen bestaat er een landelijke eredivisie. In dit artikel zullen de spelregels met het spelverloop worden toegelicht.
Het spelverloop
Basketbal is een teamport: van ieder team staan er 5 spelers in het veld en zijn er in de reguliere competitie maximaal 5 wisselspelers. Dit worden ook wel de bankspelers genoemd. Een wedstrijd duurt 40 minuten, verdeeld over 4 gelijke kwarten. Tussen deze kwarten komen de teams samen om op adem te komen en de tactiek te bespreken. Wisselen mag tijdens de rust tussen de kwarten, maar ook gedurende de wedstrijd. Dit moet wel aangevraagd worden bij de wedstrijdleiding.
De aanval begint
De wedstrijd begint met een
sprongbal: hierbij staan de spelers rond de middencirkel en van ieder team staat er één speler in de cirkel. De scheidsrechter gooit de bal omhoog en op dat moment proberen de twee spelers in de cirkel de bal naar een teamgenoot te tikken. Op dat moment is de wedstrijd begonnen en kan het team met balbezit beginnen met de eerste aanval. Wanneer een team in de aanval is, wordt door middel van samenspel geprobeert om te scoren door middel van de bal door de ring van de
basket te gooien. De basket is een bord met daaraan een ring met een netje. Op het bord staat een vierkant geschilderd. Wanneer men de bal tegen of in het vierkant gooit, is de kans op score groter. Deze manier van scoren is makkelijker dan de bal zonder het aanraken van het bord door de ring te gooien. De bal kan verplaatst worden door een
pass (het gooien van de bal naar een medespeler) of door te
dribbelen (het stuiteren van de bal). Medespelers zullen moeten zorgen dat ze de bal kunnen ontvangen, ze moeten vrij staan. Dat kan door snelheidsveranderingen en schijnbeweginen (een
fake), maar daarbij kunnen ze elkaar ook helpen. Ze kan je een
block zetten: met deze techniek probeer je de verdediger van je teamgenoot tegen te houden.
Punten scoren
Een aanval kan eindigen door een score, een fout, of doordat de tegenstander de bal onderschept heeft (een
interceptie of
steal). De score is normaliter 2 punten waard. Er loopt echter een halve cirkel over beide helften van het veld. Wanneer van hierachter gescoord wordt, dan is een score drie punten waarde, een
drie-punter. Wanneer er een fout gemaakt wordt door een verdediger zijn er drie opties:
- de fout wordt gemaakt tijdens een scoringspoging: dan krijgt de speler die probeerde te scoren twee vrije worpen die ieder één punt waard zijn;
- de fout wordt gemaakt op een moment dat men niet probeert te scoren: het aanvallende team krijgt de balbezit en mag de bal vanaf de zijlijn opnieuw in het spel brengen;
- de fout wordt niet tijdens een scoringspoging gemaakt, maar het verdedigende team heeft al te veel fouten gemaakt: per kwart mag ieder team maar 4 fouten maken. Daarna worden er vrije worpen gegeven bij ieder extra fout die er gemaakt wordt. Ook deze vrije worpen zijn ieder één punt waard.
Het kan ook zijn dat de aanvaller een fout maakt. In dat geval krijgt het verdedigende team balbezit of twee vrije worpen wanneer het aanvallende team een
foutenlast heeft (te veel fouten gemaakt).
Basketbal is niet alleen scoren, maar ook als team verdedigen
Als verdediger probeer je te voorkomen dat de tegenstander scoort. Daar voor kan als team gekozen worden voor een
man-to-man defence of een
zone defense (defense=verdediging). Bij een man-to-man defense heeft ieder een eigen tegenspeler waar hij verantwoordelijk voor is. Tijdens de verdediging probeer je er voor de zorgen dat die speler de bal niet kan vangen, passen of scoren. Bij een zone defense heeft ieder een eigen gebied van de verdedigingshelft. Als speler ben je dan verantwoordelijk voor alle tegenstanders binnen je gebied. Er zijn verschillende opstellingen mogelijk, bijvoorbeeld 2-1-2 of 2-3. Bij voetbal wordt op een vergelijkbare manier verdedigd.
Bastketbal is van oorsprong een
non-contact sport. In de praktijk is er echter veel lichaamscontact, maar met regels is vastgelegd wat wel en wat niet mag. Zo mag je niet duwen of slaan, maar met de achterzijde van je hand contact houden zodat je voelt waar je tegenstander is mag wel. Wanneer je bijvoorbeeld wel duwt, dan krijg je een persoonlijke fout ("een P"). Per speler mag je vier fouten maken per wedstrijd. Bij vijf persoonlijke fouten moet je wisselen en mag je niet meer meedoen.
De spelersposities: guard, forwards en centers
Voor de aanval krijgen de spelers in het veld een
speelpositie toegewezen. Meestal vervult een speler in zijn team iedere wedstrijd dezelfde functie. Dat komt doordat door de posities ieder hun eigen kwaliteiten van spelers vereisen. Hoe de vijf spelers over de drie speelposities verdeeld worden is wisselend. De basissituatie is dat aan de kop één
guard staat, met daaronder aan iedere kant een
forward. Daaronder staat dan weer aan iedere kant een
center. Afhankelijk van de samenstelling van het team (wat zijn de kwaliteiten van de spelers) en van tactische keuzes door analyse van de tegenstander, kan het bijvoorbeeld ook zo zijn dat er twee guards zijn, aan iedere kant één. Je ziet dan vaak dat ook aan iedere kant een forward staat, maar dat deze iets lager staan. Er is dan één center welke zich in het midden van de aanvalshelft aanspeelbaar probeert te maken.
De functies (en typering) van de verschillende spelersposities zijn over het algemeen:
- guards: zij zijn verantwoordelijk voor de spelopbouw, ze worden ookwel spelverdelers genoemd. De aanval begint over het algemeen bij de guard en deze dribbelt de bal naar de aanvalshelft. Daar gaat deze op zoek naar een mogelijkheid om een teamgenoot de bal de passen of om zelf te scoren. Guards zijn vaak de kleinste spelers van het veld. Dat komt omdat snelheid en balbehendigheid voor deze spelers het belangrijkste is. Daarnaast komen zij op deze positie minder vaak onder het bord, waar alle (grotere) spelers staan, waardoor de guards meer kansen hebben.
- forwards: guards kunnen de bal meestal het beste passen naar de forwards. Dat komt door de verdeling van de spelers over het veld, maar ook door de aanvallende kwaliteiten van forwards. Forwards zijn vaak namelijk aanvallend de sterkere spelers. Zij scoren relatief makkelijk van afstand, maar kunnen ook in één-tegen-één situaties naar het bord gaan om te scoren. Zij kunnen ook besluiten de bal door te spelen naar de center of terug naar de guard of de andere forward.
- centers: de centers staan het dichtste bij de basket. Centers zijn vaak de langste spelers van het veld, maar het is vooral belangrijk dat zij fysiek sterk zijn. Onder het bord is het namelijk vaak druk en zijn er dus meer mensen die bijvoorbeeld kunnen proberen om de bal bij je af te pakken.
Algemene basketbaltermen welke nog niet aan bod zijn gekomen
- Pivotvoet; de voet die aan de grond wordt gehouden door de speler met balbezit. De andere voet mag verzet worden om zo bewegingsruimte te behouden om de bal naar een medespeler te passen. Wanneer de pivotvoet verzet wordt terwijl de speler nog balbezit heeft is het "lopen"; de speler maakt een loopfout.
- Second dribbel: een speler dribbelt en pakt daarna de bal vast en gaat daarna opnieuw weer dribbelen. Bij basketbal mag je niet een tweede keer verder gaan dribbelen.
- Lay-up: een scoringsbeweging waarbij de bal na het dribbel opgepakt wordt en tijdens twee stappen omhoog gebracht wordt om te scoren.
- Rebound: de bal wordt door een speler richting de basket gegooid in een poging om te score. Er is echter geen score en de bal stuitert terug: wanneer je dan de bal pakt heb je de rebound.
- Charge: een aanvallende fout.
- Backdoor: een situatie waarbij de verdediger in een schijnbeweging trapt. Een aanvaller zonder bal doet alsof deze naar de zijkant van het veld loopt om vrij te komen en de bal te ontvangen, maar gaat dan met een snelheidsverandering naar binnen en staat daar vrij om de bal te ontvangen.
- Give and go: een situatie waarbij de aanvaller met balbezit de bal naar een medespeler passt en meteen naar de basket rent om de bal weer terug te krijgen en zelf te scoren.
- Bounce pass: een passingsmethode waarbij de bal via een stuit op de grond naar de medespeler wordt gegooid.
- “Uit": een bal is uit wanneer deze over de lijnen van het veld op de grond komt. Het kan dus zijn dat een een speler die in het veld staat de bal in de lucht over de lijn houdt. Bij een slechte pass kan het ook zijn dat de bal in de lucht zweeft over de veldlijnen heen zondar dat een speler de bal aanraakt. De bal mag dan nog terug het veld ingegooid worden door een speler binnen de lijnen. Dat kan als je lange armen hebt, maar over het algemeen met behulp van een sprong in de lucht: de persoon én de bal zweven over de veldlijnen. Zolang beide geen contact hebben met de grond, is dit toegestaan.