Molen, lijn en werpen
In het vorige artikel hebben we het over de keuze van de hengel gehad nu gaan we het dan over de werpmolens en lijnen hebben. en het werpen.
Molen en lijn
Hengel, lijn en molen zullen samen een eenheid moeten vormen. Voor het zoetwatervissen gebruikt men in de regel kleine en middelgrote modellen met een spoelcapaciteit van 200 tot 300 meter. De dikte van de lijn die het meest gebruikelijk is varieert tussen de 0.20 mm en de 0.30 mm. Kies de molen niet te klein: eigenlijk is een molen met een spoelcapaciteit van 100 tot 150 meter al genoeg, maar doordat lijn op kleine spoelen vaak wordt samengeperst, resulteert dit dat de lijn in de war raakt (pruiken). Doordat spoelen van molens met een kleine doorsnee een worp behoorlijk kunnen afremmen zult u ontdekken dat er meer wrijving zal ontstaan op de spoelkop. Daarom moeten ook alle spoelen ongeveer tot 3 mm onder de rand opgespoeld worden. de slip voorop of achterop, dit blijft een persoonlijke voorkeur, het meest van belang is dat de slip probleemloos lijn kan afgeven.
Voor het lichtere witvissen en kunstaasvissen is een goed werpbare hoofdlijn van 0.25 mm aan te bevelen. Voor het zwaardere bodemvissen bijvoorbeeld op karper, snoekbaars of paling is een zwaardere lijn vereist. Hier is aan te bevelen om minimaal 0.30 mm of beter 0.35 mm lijn te gebruiken. Controleer de lijn regelmatig op beschadigingen! Het is beter om een paar meter lijn te verspelen dan een mooie vis. In iedergeval verouderen lijnen ook en zullen ze na twee tot drie jaar vervangen moeten worden. Lijnen die erg vaak in de war raken (getwist) moeten direct vervangen worden.
Tip: Als draaipunt helpt een wartel om kinken te verminderen. Let erop dat deze ook daadwerkelijk kan draaien.
Bovenhands werpen
Als rechtshandige houden we de hengel met de rechterhand vast. De voet van de molen ligt tussen de midden en de ringvinger. Met de wijsvinger moet men met gemak de spoel kunnen aanraken. (linkshandige mensen moeten de draaimoer losschroeven en de slinger aan de andere kant van de molen vastschroeven.) Laat het aas ongeveer 1 tot 1,5 meter onder de hengeltop hangen.
Wanneer men nu de beugel van de molen openklapt, valt de lijn direct samen met het aas op de grond. Daarom klemmen wij de lijn altijd eerst met de wijsvinger vast. Als eerste openen we de beugel de wijsvinger blokkeert nu de vrije lijnafgifte. Pak nu vervolgens met uw linkerhand het onderste deel van de hengel vast en haal de hengel voorzichtig over de schouder naar achteren.
De handgreep van de hengel is nu gericht op het doel, kies hiervoor een markeerpunt aan de horizon. Werp nu in door de hengel naar voren te zwaaien. Op het einde van de inworp laat u de wijsvinger los, nu kan de lijn vrij afspoelen en het aas slingert door de lucht. Des te sneller u het lood ingooit, des te verder zult u werpen.
Het ideale "loslaat" moment is tussen de 30 en de 45 graden. Wordt de lijn te vroeg losgelaten, dan heb je kans dat het aas veel te hoog de lucht ingeslingert wordt. Hierdoor beland het aas dichtbij voor onze voeten, daarom moet men de lijn eerder vrijgeven.
Wij raden u aan om de eerste worpen zonder een haak te gooien, dus alleen met een stuk lood inwerpen.
Lees verder