Jacht op de jagers (snoeken)

Razendsnel slaat de snoek toe: de aanbeet komt onverwachts, hard en verrassend. Uit de muil met de vele scherpe tanden is normaal gesproken geen ontsnapping mogelijk. Deze is echter alles anders. zijn machtige staartslagen vechten tegen de lijn, onophoudelijk schiet hij er vandoor en de molen zingt het lied van de dril.. de jager wordt de prooi. Er komen grotere en beter smakende vissen voor, niets maakt echter zoveel indruk als een grote snoek, noch grote karper of meerval, een metersnoek

Op snoek met aasvissen.

Als eerste het belangrijkste, namelijk zijn messcherpe gebit maakt korte metten met nylon lijnen. Probeert u het alstublieft niet!! We hebben beslist stalen onderlijnen nodig van minimaal 40 cm, een snoek heeft een enorme grote bek!! Teveel onderlijnen zijn te kort en van te grote dreggen voorzien. Ideaal is maat 4 - 6. Daarbij hoort een middelgrote molen met een capaciteit van minimaal 200 m 0,35 mm. De hengel moet het gewicht van het aas kunnen werpen (werpgewicht 40 - 80 gram bijvoorbeeld een zware karperhengel.)

Gebruik voor het onthaken werkhandschoenen, een bekspanner en een lange tang. De toptijd voor dode aasvissen breekt aan bij de eerste nachtvorst. Het water is glashelder geworden, waterplanten zijn afgestorven en scholen witvis verzamelen zich in de diepere stukken, altijd op hun hoede voor hongerige tanden. Het meest spectaculair is de visserij met een grote snoekdobber. Alle bewegingen van de dobber worden naar de aasvis doorgeseind en door te driften worden grote stukken water afgevist. De snoek bevindt zich vaak in de buurt van de bodem en valt van onderen aan. De aasvis dient daarom ongeveer een meter boven de bodem worden aangeboden. Bij een aanbeet dient men binnen 10 seconden aan te slaan. Doet u dat niet dan zullen veel ondermaatse snoeken te diep worden gehaakt.

• Snoekmontage: De dode aasvis (witvis of haring) wordt zo gemonteerd dat er altijd 2 haken van de dreg vrij blijven.

• Schuifdobbermontage: De dobber (10 - 20 gram drijfvermogen) glijdt vrij over de lijn tot de verstelbare stopper. Hoe kleiner de stopper, des te minder deze de inworp afremt. Een kraal voorkomt dat de stopper doorglijdt.

Snoekbaarzen zijn anders.

Of het een dreg, zware dobber of stalen onderlijn is, wat voor de snoek prima werkt is onbruikbaar voor de snoekbaars. Vroeger versleet men de voorzichtige "stekelridder" voor praktisch onvangbaar. Deels is dit te wijten aan hun heimelijke leefgedrag, de snoekbaars is vooral snacht actief en aast overdag vooral in troebel water. De meeste snoekbaarzen worden met verse (!) aasvissen van 15 - 18 cm verleid en grote aal is een gebruikelijke bijvangst. De snoekbaars is niet de sterkste vis, maar daarentegen des te voorzichtiger bij de aanbeet. Komt in het water naast snoekbaars ook snoek voor dan is een stalen onderlijn nog altijd uit den boze, monteer echter wel dreggen, het beste wapen tegen snoekbaars. In wateren met alleen snoekbaars vist u het beste met enkele of dubbele haak in maat 2 of 4 en 0,22 mm lijn. Komt ook snoek voor, stap dan over op kevlar, dat is echter geen 100% alternatief voor staal!

Spinneren.

Bij het vissen met aasvissen is naast geduld vooral kennis van het water nodig, bevind zich immers geen roofvis in de buurt dan vangen we ook niks! Net als bij het aantrekken van een overhemd, zit de eerste knoop reeds scheef dan zal de rest ook niets meer worden. Met kunstaas wordt een compleet andere benadering gekozen: de metalen of kunstof visimitaties moeten voortdurend, worp voor worp, door het water worden bewogen. Maar niet alleen het kunstaas blijft steeds in beweging, de spinvisser (van het engelse woord "to spin", draaien) zit niet de hele dag op één plek maar zal systematisch een groot wateroppervlak afzoeken. Indien hij na enkele worpen nog geen beet heeft gehad schijft hij een stukje op -- nieuwe stek, nieuwe kansen. De kunst zit hem erin om een levenloze imitatie door middel van subtiele bewegingen te veranderen in een makkelijke prooi.