De Olympische helden van St. Moritz 1928
Eigenlijk had Nederland de eer om de Olympische Winterspelen te mogen organiseren, omdat aan Amsterdam de Zomerspelen van 1928 waren toegekend. Maar zonder bergen en meestal zonder sneeuw was dat niet zo’n goed idee. Uit drie kandidaten werd vervolgens het Zwitserse St. Moritz gekozen. Het totale wedstrijdprogramma omvatte slechts veertien onderdelen. De militaire patrouille was teruggebracht tot demonstratiesport, curling en het allround klassement voor schaatsen verdwenen. De sport tobogansleeën maakte zijn debuut.
Overzicht
In totaal namen 25 landen deel in St. Moritz, negen meer dan in Chamonix. Nederland stuurde twee schaatsers en vijf bobsleeërs, die zonder opvallende prestaties weer huiswaarts keerden. Grote winnaar van het landenklassement was Noorwegen dat de meeste gouden (zes), de meeste zilveren (vier) en de meeste bronzen (vijf) medailles veroverde. Daar bleef de Verenigde Staten met twee gouden, twee zilveren en twee bronzen medailles, ver bij achter. Hieronder volgt een overzicht van de helden van deze editie.
Sonja Henie (Noorwegen - kunstschaatsen)
De Noorse Sonja Henie (pas 15 jaar oud op dat moment) kwam als medaillekandidaat naar St. Moritz. In 1927 was ze wereldkampioen geworden, iets wat haar daarna nog negen keer achter elkaar zou lukken. In 1924 had ze al deelgenomen aan de Spelen in Chamonix, maar eindigde ze als achtste en laatste. In St. Moritz was ze oppermachtig, alhoewel ze niet als topfavoriet aan de wedstrijd begon. Na de verplichte figuren had ze al de leiding, en alle zeven juryleden vonden Henie de beste in de vrije kür. Zo eindigde ze ruim voor het Oostenrijkse talent Fritzi Burger en de Amerikaanse Beatrix Loughran.
Clas Thunberg (Finland – schaatsen)
Clas Thunberg had al flink wat medailles op zak van de OS vier jaar eerder. In St. Mortiz voegde hij daar nog twee gouden op de 500 (gedeeld met de Noor Bernt Evensen) en 1500 meter aan toe. De twaalfde plek op de vijfduizend meter was een teleurstelling. Hierna werd Thunberg nog twee keer wereldkampioen allround in 1929 en 1931, maar de OS van Lake Placid haalde hij niet meer.
Irving Jaffee (Verenigde Staten – schaatsen)
Een echte held werd Irving Jaffee pas vier jaar later, in St. Moritz was hij juist een opvallende pechvogel. Op de 5000 meter eindigde Jaffee net buiten de prijzen als vierde. Hij behoorde daardoor ook tot de groep favorieten op de dubbele afstand. En het ging goed. In zijn race versloeg hij de Noor Bernt Evensen met 0,1 seconde. Korte tijd later begon het ijs vanwege de hoge temperaturen in St. Moritz te smelten. Het was op dat moment onmogelijk om de wedstrijd te vervolgen. De scheidsrechter besloot dan maar om de 10.000 meter ongeldig te verklaren. Het Internationaal Olympisch Comité keerde alsnog een gouden medaille uit aan Jaffee, maar die werd later door de internationale schaatsfederatie weer ingetrokken. Kortom, Jaffee’s topprestatie werd nooit officieel.
Bernt Evensen (Noorwegen – schaatsen)
Bernt Evensen was in 1927 wereldkampioen allround geworden en daarmee kanshebber voor veel edelmetaal in St. Moritz. Het ongeldig verklaren van de 10.000 meter was ook voor hem een flinke domper. Hij stond immers op zilver, waarmee hij op alle vier de afstanden een medaille zou hebben gewonnen. Nu bleef het beperkt tot een gouden plak op de 500 meter (gedeeld met Clas Thunberg), zilver achter diezelfde Thunberg op de 1500 meter en brons op de 5000 meter.
Canada (IJshockey)
Met speels gemak wist het Canadese ijshockey voor de derde achtereenvolgende keer de Olympische titel te behalen. In St. Moritz werd Canada meten geplaatst voor de finaleronde, terwijl de tegenstanders Zweden, Zwitserland en Groot-Brittannië zich eerst – allen met flink wat moeite - door een voorronde moesten worstelen. Vervolgens liet Canada geen spaan van ze heel. Zweden werd verslagen met 11-0, Groot-Brittannië met 14-0 en Zwitserland met 13-0. Topscoorder van het team werd David Trottier, die twaalf goals zelf maakte en nog drie assists gaf.
Jennison en John Heaton (Verenigde Staten – tobogansleeën)
Bij het tobangansleeën gaat een sporter op de buik liggend en met zijn hoofd vooruit de ijsbaan-afdaling in. Een sport voor waaghalzen, en dan ben je bij Amerikanen vaak aan het goede adres. Tobangansleeën was in 1928 nieuw op het Olympisch programma en de broers Jennison (1904) en John Heaton (1908) stortten zich er vol overgave op. In drie races bleek Jennison de beste, John eindigde ruim voor de adellijke Brit David Carnegie, de elfde ‘Earl of Northesk’, als tweede. Jennison zat ook in een van de twee Amerikaanse bobsleeën in St. Moritz, en behaalde daarmee het zilver.
Johan Gröttumsbraaten (Noorwegen – langlaufen en noordse combinatie)
Al in 1924 veroverde Johan Gröttumsbraaten drie Olympische medailles: zilver op de 18 kilometer langlaufen, en brons op de 50 kilometer langlaufen én op de Noordse combinatie. In St. Moritz ging het nog een beetje beter met tweemaal goud. Als eerst won hij de ‘sprintafstand’ bij het langlaufen. Die was tijdens deze Spelen vastgesteld op 19,7 kilometer. Landgenoot Ola Hegge eindigde als tweede op precies twee minuten achterstand. De noordse combinatie was dat jaar eveneens een prooi voor de Noren, met een compleet Noors erepodium. Ook hier mocht Gröttumsbraaten op de hoogste trede gaan staan.