De Olympische helden van Calgary 1988
Voor 1988 moeten de meeste deelnemers weer de oceaan over, richting Canada. Calgary wint de nominatie, voor het Zweedse Falun en het Italiaanse Cortina d’Ampezzo, dat in 1956 al organisator was. Het is van tevoren al duidelijk dat het schaatsen een van de trekpleisters van het toernooi gaat worden. Er is namelijk een supersnelle binnenbaan aangelegd. Gecombineerd met de hoge ligging van Calgary moet dat wel tot wereldrecords gaan leiden. De Sovjet Unie wint het landenklassement, net voor Oost-Duitsland. Zwitserland wordt verrassend derde.
Overzicht
In Calgary zitten ook wat paradijsvogels onder de deelnemers. Een Jamaicaans bobslee-team doet het niet eens zo slecht: dertigste van de 41 bij de tweemansbob, maar wel laatste (zonder te finishen) bij de viermansbob. Skispringer Eddie ‘The Eagle’ Edwards is hoe dan ook een aanfluiting. De Brit kan gewoon niet skispringen, doet wel mee en springt belachelijk matige afstanden in een dwaze techniek. Verder zijn er in Calgary flink wat nieuwe disciplines: de Super G en de combinatie voor mannen en vrouwen bij het skiën, de 5000 meter bij het vrouwenschaatsen en de Noorse combinatie en het schansspringen voor landenteams. Hierdoor kunnen er in totaal 46 gouden medailles worden gewonnen. Bij de start van de Winterspelen in Chamonix waren dat er nog maar zestien.
Yvonne van Gennip (Nederland – schaatsen)
Topsporters lukt het om op het juiste moment te pieken. Voor schaatster Yvonne van Gennip geldt dit in bijzondere mate. Van Gennip is al langer een talent, maar moet opboksen tegen de hegemonie van de Oost-Duitse dames. Op de Olympische Spelen in Sarajevo wordt ze bijvoorbeeld zesde op de 1000 meter, elfde op de 1500 meter en vijfde op de 3000 meter. In de vier jaar daarna behaalt Van Gennip vele ereplaatsen, maar nooit goud. Dat verandert compleet op de snelle Olympische baan van Calgary in 1988. Ze begint met een wereldrecord op de 3000 meter, met een miniem verschil voor Andrea Ehrig: 0,15 seconden. Het geeft Van Gennip enorm veel vertrouwen voor de rest van het toernooi. Vier dagen later wordt ook de 1500 meter een prooi voor de Haarlemse, nu met 0,14 seconden voorsprong op Karin Kania-Enke. Voor het eerst staan op deze Spelen ook de 5000 meter voor vrouwen op het programma. In een wereldrecord wint Van Gennip zelfs deze afstand, waarbij ze drie seconden sneller is dan de inmiddels gedesillusioneerde Andrea Ehrig. Op de Olympische Spelen van Albertville in 1992 komt Van Gennip niet verder dan een val op de 1500 meter, een zesde plaats op de 3000 meter en het besluit om niet meer te starten op de 5000 meter.
Thomas Gustafsson (Zweden – schaatsen)
Al in 1980 in Lake Placid is Thomas Gustafsson van de partij op de Olympische Spelen. Hij wordt zevende op de 1500 meter, en komt als stayer nog tekort met een twaalfde plek op zowel de 5000 als de 10.000 meter. In Sarajevo is de inmiddels 24-jarige Zweed bijna op de toppen van zijn kunnen. Op de 5000 meter wint hij goud door Igor Malkov (Sovjet Unie) voor te blijven, op de 10.000 meter zijn de rollen net omgedraaid. In 1988 in Calgary heeft de sympathieke Gustafsson vooral te maken met Nederlandse tegenstand van Leo Visser en Gerard Kemkers. Op de 5000 meter mag de Zweed als laatste van de favorieten van start. Voor de laatste ronde ligt Gustafsson nog derde achter de beide Nederlanders, maar met een imposante eindsprint haalt hij alsnog goud. Op de dubbele afstand is ook de Oostenrijker Michael Hadschieff gevaarlijk. Kemkers valt en Visser zet een voorlopige toptijd neer, die niet zo scherp lijkt. Hadschieff doet het daarna inderdaad ruim vier seconden sneller. En alweer start Gustafsson als laatste kanshebber. Gedurende de hele race ligt hij op schema om uiteindelijk met acht seconden verschil en met een nieuw wereldrecord zijn tweede goud in Calgary te pakken.
Matti Nykänen (Finland – skispringen)
De beste skispringer aller tijden is waarschijnlijk de Fin Matti Nykänen. Al in 1984 in Sarajevo wint hij zilver op de 70-meter schans, en goud op de 90-meter schans. In Calgary doet hij er nog schepje bovenop. Op de 70-meter schans laat mede-favoriet Jens Weissflog het afweten. Nykänen maakt twee keer de beste sprong, terwijl achter hem alleen de Tsjechen van zich doen spreken: Pavel Ploc wint zilver, Jiri Malek brons. Negen dagen later is het verhaal nauwelijks anders. Weissflog eindigt nu zelfs in de achtehoede, en Nykänen springt wederom twee keer het verst. Ver achter de Fin vechten de Noor Erik Johnson en de Joegoslaaf Matjaz Debelak om het zilver. Met miniem verschil wint Johnson.
Het zou voor Nykänen nog beter kunnen, want voor het eerst staat er ook een teamwedstrijd op het Olympische programma. Het favoriete Finland heeft in deze wedstrijd vooral veel te duchten van de Joegoslaven. Als team presteert Joegoslavië veel constanter dan de Finnen. Maar dankzij de uitzonderlijke klasse van Nykänen wint Finland, en pakt Nykänen zijn derde goud op deze Spelen en zijn vierde in totaal. Na zijn sportieve carrière komt Nykänen, behalve als zanger, enkel nog in het nieuws door alcohol en drugsmisbruik en gewelddadig gedrag, wat hem zelfs twee keer een celstraf oplevert.
Frank-Peter Roetsch (Oost-Duitsland – biathlon)
Al laatste Oost-Duitse atleet ooit mag Frank-Peter Roetsch de vlag van de DDR dragen tijdens de openingsceremonie. Roetsch is geen logische keuze, al is hij al wel Olympisch medaillewinnaar (zilver op de 20 kilometer in Sarajevo). Roetsch is een van de eerste biathleten die met een andere skitechniek aan de slag gaat. Met deze ‘schaatstechniek’ blijkt hij moeilijk te kloppen. Op de 10 kilometer gaat hij zoveel sneller dan zijn concurrenten dat hij zich een extra strafronde kan veroorloven. Ook op de 20 kilometer mist hij vaker (drie keer, ten opzichte van twee keer van zijn grootste rivaal Valeri Medvedtsev uit de Sovjet Unie), maar is hij opnieuw de snelste. Het derde goud wordt Roetsch door zijn landgenoot Jürgen Wirth door de neus geboord. Wirth zet in de landenwedstrijd zo’n slechte eerste tijd neer, dat de andere drie Oost-Duitsland slechts tot de vijfde plek kunnen terugbrengen. Roetsch komt in 1994 nog eenmaal uit voor herenigd Duitsland op de Olympische Spelen, maar dat is qua uitslagen geen succes.
Vreni Schneider (Zwitserland – skiën)
Met een totaal van 55 World Cup-overwinningen hoort de Zwitserse Vreni Schneider tot de meest succesvolste skiërs aller tijden. Dat bewijst ze ook in Calgary, waar ze als wereldkampioen en grote favoriet aan de start verschijnt. De 23-jarige Schneider noteert op de eerste race van de reuzenslalom slechts de vijfde tijd, achter onder andere nummer 1 Blanca Fenandez-Ochoa. In de tweede race rolt ze het veld van achteren op. Fernandez-Ochoa start als laatste, maar valt. Schneider trekt de titel met een flinke voorsprong naar zich toe, voor Christa Kinshofer (West-Duitsland) en Maria Walliser (Zwitseland). Twee dagen later op de slalom is Schneider wederom te sterk voor de concurrentie. In de eerste race is haar voorsprong minimaal (0,01 seconde op de Zweedse Camilla Nilsson), in de tweede race kan niemand haar bijbenen. Nilsson valt uit in die race, de rest heeft meer dan een halve seconde achterstand. Brons was er voor Kinshofer, het zilver gaat naar de Joegoslavische Mateja Svet. Het seizoen hierna (1988-89) wint Schneider vrijwel alle wedstrijden waar ze aan deelneemt op slalom en reuzenslalom, maar de Winterspelen in Albertville in 1992 verlopen zeer teleurstellend (uitgevallen in de reuzenslalom, zevende in de slalom). Gelukkig komt ze nog een keer ijzersterk terug op de Olympische Spelen van Lillehammer in 1994.
Alberto Tomba (Italië – skiën)
‘Tomba la Bomba’ is 21 jaar als de Olympische Spelen in Calgary zich aandienen. De Italiaan wordt dan pas sinds een paar maanden als kanshebber beschouwd, eind november 1987 wint hij namelijk pas zijn eerste World Cup-wedstrijd (slalom). Om daarna tot aan de Spelen nog zes keer winnend over de streep te gaan, zowel op de reuzenslalom als op de slalom. In Calgary verschijnt hij op 21 februari aan de start op de Super G, niet zijn favoriete onderdeel. Het is een van de (vele) keren dat zijn agressieve skistijl niet helpt, maar hem juist uitschakelt. Vier dagen later is Tomba desondanks favoriet op de reuzenslalom. In de eerse run is Tomba meer dan een seconde sneller dan de nummer twee, Hubert Strolz uit Oostenrijk. De Oostenrijker klokt in de tweede run wel de snelste tijd, maar omdat Tomba slechts 0,1 seconde verliest, is het goud voor Italië. De Zwitser Pirmin Zurbriggen wint brons, terwijl hij voor de race nog getuige is van een dodelijk ongeluk op de piste. Zijn land- en teamgenoot Martin Hangl ziet het ook gebeuren en is zo van streek dat hij niet aan de start verschijnt.
Op de slalom zijn er voor Tomba nieuwe kansen op goud. Hier neemt de Duitser Frank Wörndl de leiding in de eerste run. Tomba is derde, good old Ingemar Stenmark slechts elfde. Die laatste, al kansloos, wint de tweede run. Tomba eindigt als tweede en Wörndl als achtste. Met een miniem verschil van 0,06 seconden kan Tomba zijn tweede gouden medaille gaan ophalen. Wörndl wint zilver, de Liechtensteiner Paul Frommelt brons. Op de volgende Olympische Spelen in Albertville in 1992 is Tomba overigens opnieuw een van de helden.
Katarina Witt (Oost-Duitsland – kunstrijden)
Qua prestaties is Yvonne van Gennip de koningin van deze Spelen, qua uitstraling moet de Nederlandse die eer aan de Oost-Duitse Katarina Witt laten. Witt is in Canada al regerend Olympisch kampioen (nipte overwinning op de Amerikaanse Rosalyn Sumners in 1984) én wereldkampioen, en toch pas 22 jaar. In Calgary doet het toeval zich voor dat zowel Witt als haar grote concurrente, Debi Thomas uit de Verenigde Staten, schaatsen op Carmen van Bizet. Thomas deed het in de verplichte figuren en het technisch programma net iets beter dan Witt. Maar tijdens de vrije kür (Carmen) valt Thomas, en ze moet tevreden zijn met brons. De titel van Witt krijgt geen extra glans omdat de Canadese Liz Manley de vrije kür wint - en hiermee zilver behaalt. Toch is het voor Witt een vrij unieke prestatie, twee keer goud op dit onderdeel. Alleen Sonja Henie (drie keer zelfs) deed dat ooit. Na deze Spelen krijgt Witt toestemming van de Oost-Duitse autoriteiten om professioneel te gaan schaatsen. Eerst drie jaar lang in een eigen ijsshow, daarna bij Holiday on Ice. Ze verdient een vermogen, ook omdat ze veel reclame en modellenwerk doet. In 1994 in Lillehammer worden professionele kunstrijders voor het eerst toegelaten op de Spelen. Witt (28 jaar) probeert het nog een keer en wordt verdienstelijk zevende.