Tennis, hoe gaat dat eigenlijk?
Tennis, een van origine Franse sport. Eerst met blote handen, maar nu toch gespeeld met rackets. Het is meer dan alleen een balletje naar elkaar slaan. Lees meer over deze geweldige sport.
Tennis
Geschiedenis
Tennis is ontstaan uit het Franse “Jeu de Paume”, wat letterlijk vertaald “spel met de handpalm” betekent. De bedoeling van het spel was dat de spelers met hun blote handen een balletje oversloegen. In de 11e eeuw is men hiermee begonnen, maar in de 14e eeuw werd het door de rijke bevolking uit Europa gespeeld. Ook de gemiddelde burger wou het graag spelen, maar dat probeerden de rijkeren tegen te gaan. Hier werd echter niet naar geluisterd. Vanaf het jaar 1500 begon men de soort van racket te gebruiken.
De naam tennis is waarschijnlijk ook afgeleid uit het Frans. De speler die de eerste bal opsloeg, riep: “tenez”, wat staat voor “pak aan”. Sommige mensen denken echter dat de sport in Engeland is ontstaan, omdat er zoveel engelse woorden worden gebruikt (denk bijvoorbeeld aan game, set, racket). Het is echter wel zo dat de regels van het huidige tennis in 1873 door Walter Clopton Wingfield, een Engels majoor, zijn bedacht.
De eerste tenniskampioenschappen werden gehouden in Wimbledon (Londen). Daar wordt nu nog steeds een van de bekendste toernooien van het jaar gehouden, maar daarover later meer. Het eerste kampioenschap was in 1877.
Spelregels
Het veld
Het veld bestaat uit twee kanten, gescheiden door een net. Dit net hangt volgens de standaard norm in het midden op 91.4 cm hoogte, en aan de buitenkanten op 107 cm. Beiden kanten van het veld zijn identiek, en zijn verdeeld in een achtervak en twee voorvakken (servicevakken genoemd). Verder loopt het veld bij het enkelspel van de binnenste lijn aan de linkerkant tot de binnenste lijn aan de andere kant (de enkelspellijnen, die samen het kleinst mogelijke veld vormen) en bij het dubbelspel gebruikt men de buitenste lijnen, waardoor het veld groten wordt. Dit komt natuurlijk omdat men bij het dubbelspel te maken heeft met 2 spelers op een veld. Het stuk veld tussen de binnenste en buitenste lijnen, dus tussen de enkelspellijn en de dubbelspellijn, noemt men de tramrails.
De service
Het spel begint met de opslag, ook wel service genoemd. Er zijn twee varianten: Onderhands serveren of bovenhands serveren. De onderhandse service wordt zelden in de professionele tenniswereld gebruikt, omdat het een zeer zwakke variant is. De bovenhandse service gaat namelijk harder, en kan met veel meer effect worden geslagen. Bij het serveren gooi je de bal met de ene hand omhoog, en met de andere hand, waar je je racket in vast hebt, sla je de bal over het net. Je serveert altijd diagonaal en je probeert de bal in het servicevak te slaan (vandaar dat dit vak ook het servicevak heet). Je mag hierbij het net niet raken. Mocht dit echter wel gebeuren, en de bal komt toch nog in het goede vak terecht, dan mag de service overnieuw worden geslagen. Tevens is het niet toegestaan bij het serveren de achterlijn aan te raken, of er overheen te stappen, voordat de bal is geslagen. Wanneer een persoon dit wel doet, wordt de service ongeldig verklaard, ongeacht of de bal wel of niet in het goede servicevak terecht komt. De spelers slaan om de game op. Je blijft dus een hele game serveren, afgewisseld links en rechts, beginnende aan de rechterkant.
Een aantal slagen op een rijtje
- De forehand: Dit is de meest eenvoudige slag. Je slaat de bal met één arm aan de kant waarin je je racket vastpakt. De handpalm wijst in dit geval (wanneer men het racket even wegdenkt) naar het net toe.
- De backhand: Deze slag kan met één of twee handen worden gespeeld. Hierbij draai je je racket van de kant waarin je hem vast hebt, voor het lichaam langs naar de andere kant van je lichaam. Je pakt met je andere hand het racket boven je andere hand vast, en slaat de bal weg. Deze laatste stap kan ook achterwege worden gelaten, en dan sla je de bal met één hand, waarbij de rug van de hand naar het net wijst.
- Volley: Deze slag wordt meestal aan het net gespeeld. Als je een volley speelt pak je de bal vanuit de lucht en sla je hem dus terug zonder dat de bal de grond heeft aangeraakt. Dit is een vrij aanvallende slag.
- Smash: Wanneer de tegenstander de bal over je heen wil spelen (een lob), meestal wanneer jij aan het net staat, kun je de bal laten stuiteren, erachteraan rennen en terugslaan, maar je kunt de bal ook vanuit de lucht slaan, met dezelfde beweging als bij de bovenhandse service, en dan sla je een smash.
- Dropshot: Dit is een zacht geslagen bal vlak over het net heen, waardoor de tegenstander gedwongen wordt naar het net te komen.
Een aantal effecten
- Slice/Backspin: Hierbij schuif je je racket als het ware onder de bal door, waardoor je de bal een draaiing naar jouw kant geeft. De bal stuitert op het andere speelveld op de grond, maar wordt afgeremd, doordat er meer wrijving met de ondergrond is.
- Topspin: Dit is het tegenovergestelde. Hiebij sla je als het ware over de bal heen, waardoor de bal een extra draaiing naar voren krijgt, en bij het stuiteren een soort van sprong naar de tegenstander maakt. Dit versnelt dus de vaart van de bal.
De puntentelling
De puntentelling gaat volgens het traditionele Britse systeem: 15, 30, 40, game, set, match. Game: De spelers spelen punt voor punt, waarbij de punten worden toegekend op de manier zoals hierboven beschreven. Wanneer een speler op 40 staat, en daarna nog een punt scoort, krijgt deze een game. Bij het professionele tennis is het zo dat 6 games een set vormen. Bij de jeugd wordt nog wel eens gespeeld om 5 games per set. Als beide spelers echter op 40 staan, noemt men deze situatie “deuce”. Hierbij speelt men om twee achter elkaar gewonnen punten. Het eerste punt dat je wint levert voordeel op. Win je het punt dat daarop volgt ook, is de game voor jou. Als de tegenstander dit punt wint, val je terug naar deuce. Dit kan soms heel lang door blijven gaan, zonder dat de game wordt gewonnen. Op professioneel niveau spelen de dames om 2 gewonnen sets, ook wel best of 3 genoemd. De heren speler om 3 gewonnen sets, dus best of 5. Bij de jeugd wordt er geen onderscheid gemaakt, en speelt men altijd om 2 gewonnen sets.
Enkelspel/Dubbelspel
Bij het enkelspel speel je in je eentje tegen je tegenstander. De puntentelling gaat zoals hierboven beschreven. Het dubbelspel bevat een aantal extra regels, omdat je niet meer alleen bent. Je moet het veld dus met een partner delen. Hierbij is communicatie en samenwerking erg belangrijk. Wanneer jouw team de opslag heeft bepaal je wie van jullie twee begint. Deze speler gaat dan opslaan vanaf de rechterkant van het veld, net als bij enkelspel. De andere speler gaat dan op de linker helft van het veld staan, vlak aan het net. Je blijft aan je eigen kant spelen, tot het punt is beslist. Dan ga jij naar links en je medespeler naar rechts, en begin je het volgende punt door vanaf links te serveren. De volgende game wordt er geserveerd door de tegenstander, en daarna is jouw team weer aan de beurt. Nu slaat de andere van de twee op. Dit gaat dus ook om en om.
Soorten Tennis
- Recreatief: Je speelt voor de lol. Je speelt omdat je het als lichaamsbeweging ziet, of gewoon om gezellig met vrienden of familie een balletje te slaan.
- Competitiegericht: Je traint minimaal eens per week. Dit kun je zelf doen, door met anderen af te spreken, of je neemt les bij een tennistrainer. Elk jaar speel je in de zomer een competitie in je eigen regio, waarbij je als team van 4 of 5 spelers speelt tegen teams uit je eigen poule. Je speelt per competitiedag 4 enkels en 2 dubbels.
- Professioneel niveau: Als prof tennisser heb je te maken met een ranglijst. Voor een aantal toernooien mogen slechts de hoogst geplaatste deelnemers meedoen aan de kwalificaties.
Een aantal toernooien op professioneel niveau zijn
- 1. Grandslams (Roland Garros in Frankrijk, US Open in de VS, Wimbledon in Engeland en Australian Open in Australië)
- 2. Masters: Aan het eind van elk jaar spelen de 8 hoogst geplaatste spelers tegen elkaar om de titel. Dit gebeurt zowel bij de heren als bij de dames.
- 3. Davis Cup (heren)/Federation Cup (dames): Dit is een toernooi wat in teamverband wordt gespeeld. De teams vertegenwoordigen hun eigen land. Er worden 4 enkelspelen gespeeld, een voor ieder lid van het team, en dan wordt er nog een dubbelspel gespeeld. Het gaat hier om de best of 5 wedstrijden.
Ondergronden
- Gravel: Gravel kan alleen in de zomer worden bespeeld, tenzij er bij de ondergrond gebruik is gemaakt van een zogenaamd all-weather systeem (ook wel Frenchcourt genoemd), waarbij het gravel op een matje ligt, waardoor het water beter kan worden afgevoerd. Zo ontstaan er geen grote plassen op de banen en kan er ook in de winter worden gespeeld, omdat de banen niet bevriezen. Het is een langzame ondergrond, waarbij de bal hoog opstuitert. Roland Garros is een voorbeeld van een toernooi op gravel.
- Gras: Dit is de ondergrond bij het albekende Wimbledon toernooi. De bal stuitert niet zo hoog op. Het nadeel van deze baansoort is dat het snel kapot gaat. Elk seizoen moet de baan worden vervangen.
- Kunstgras: Dit is een ondergrond die zowel in de winter als in de zomer kan worden bespeeld. Het is een snellere ondergrond, waarbij de bal niet meer zo hoog opstuitert, maar juist doorschiet.
- Tapijt: Dit is hetzelfde als kunstgras, maar wordt in de tennishal gebruikt en is dus overdekt.
- Hardcourt: Een betonnen ondergrond, overdekt met een dun laagje rubberachtige coating ligt. De coating bepaalt of de baan een snelle of langzame baan wordt. De US Open en Australian Open worden hierop gespeeld.