Kunstschaatsen begrijpen voor dummies
Kijk je ook zo graag naar de gracieuze bewegingen van kunstschaatsers? Maar snap je totaal niet welke nou beter is dan welke? En waarom die ene die valt wint en die ander die niet valt niet? Wil je eindelijk een beetje begrijpen waar de commentators het over hebben? Of wil je gewoon meer weten over de sport? Dit artikel geeft een zeer korte uitleg zodat u kunt beginnen met het begrijpen van een van de mooiste sporten op aarde.
Wat is kunstschaatsen?
Kunstrijden op de schaats, zoals de officiële naam luidt, is een sport waarbij er op het ijs in tweetallen, in groepen of alleen bepaalde figuren geschaatst, pirouettes gemaakt en sprongen gedaan worden onder begeleiding van muziek. Rijders die alleen schaatsen worden solisten genoemd; een tweetal is een paar en een groep natuurlijk een team. Als een team samen schaatst wordt dit synchroonrijden genoemd. Paren die rijden kunnen doen aan paarrijden of ijsdansen (het verschil wordt verderop uitgelegd). Solisten doen officieel aan kunstrijden. Het programma dat al deze rijders schaatsen wordt een kür genoemd.
Kunstrijden wordt uiteraard gedaan op speciale schaatsen. En zijn verschillende soorten, maar het belangrijkste om te onthouden is dat alle soorten voorzien zijn van een ijzer dat aan de onderkant een groef heeft met twee scherpe randen. Een kunstschaats is dus niet zoals plat aan de onderkant of voorzien van slechts een scherpe rand, zoals bij noren het geval is. Deze twee randen, of kanten zoals ze in het jargon genoemd worden, zijn van groot belang voor het uitvoeren van de figuren.
De verschillende disciplines binnen het kunstrijden
Hoewel het vaak één competitie is, zijn er zoals hierboven aangegeven meerdere disciplines binnen het kunstrijden. Elke rijder specialiseert zich in één van deze disciplines, al komt het wel voor dat men van discipline wisselt in de loop van een carrière. Ten eerste is er het belangrijke onderscheid tussen de kunstschaatsers en de ijsdansers. IJsdansen is zoals al de naam al suggereert letterlijk het dansen op het ijs. In tegenstelling tot de andere disciplines is het gebaseerd op een aantal klassieke dansen die veelal uit het stijldansen komen en kent het geen sprongen. Kunstschaatsen daarentegen is meer een vrije interpretatie van de muziek en kan daarom meer vergeleken worden met ballet of moderne dans.
Uiteraard doe je ijsdansen, net alsstijldansen, altijd met z'n tweeën en dus kan een solist nooit een ijsdanser zijn. Zodra je dus een schaatser ziet die alleen schaatst weet je dat het om kunstschaatsen gaat en zodra je een paar ziet dat sprongen doet kan je tot dezelfde conclusie komen. Wanneer er een groep op het ijs staat gaat het altijd om synschroonschaatsen. (Zij hebben meestal aparte competities).
Waar draait het om bij kunstschaatsen?
Het draait hierbij uiteraard allemaal om kunstigheid van de kür. Wie doet de moeilijkste elementen, wie voert ze het beste uit, wie beeldt de muziek het beste uit, wie is het schaatsvaardigst en wie geeft de beste totaal-performance. Ook al gaat het niet om het afleggen van een bepaalde afstand zoals bij afstanddschaatsen, snelheid speelt hierbij natuurlijk wel een rol, want iemand die kruipt over het ijs wordt natuurlijk niet als bepaald schaatsvaardig gezien. Ook zijn vele figuren simpelweg niet uit te voeren als je te weinig snelheid hebt.
De verschillende onderdelen van een competitie
Het draait bij het kunstrijden nooit om één performance, maar altijd om meerdere. Bij de solisten en de paarrijders zijn dit de korte kür en de lange of vrije kür. De küren verschillen in lengte, zoals de naam suggereert, maar ook in de verplichte onderdelen, elementen genaamd. De ijsdansers doen tegenwoordig ook twee onderdelen, namelijk de korte dans (voorheen twee onderdelen genaamde de verplichte en de originele dans) en de vrije dans. Ook hier zit het verschil weer in de lengte en de verplichte onderdelen.
Niet alleen zijn er regels voor welke elementen een schaatser
moet doen, maar ook voor welke hij/zij
mag doen. Bepaalde elementen mogen maar 1 keer worden herhaald of moeten anders in combinatie met andere elementen worden gedaan, anders tellen ze niet mee voor het puntentotaal.
Wat voor elementen kan je dan doen?
- Sprongen, maar niet bij ijsdansen uiteraard. Sprongen leveren veel punten op, maar zijn erg moeilijk uit te voeren. Ze vereisen zeer veel kracht en de nodige snelheid. Niet alle sprongen leveren evenveel punten op, want de ene sprong is natuurlijk moeilijker dan de andere. Dit zit hem vaak, maar niet altijd, in de manier van afsprong (welke voet, voorkant of achterkant gebruikt om af te sprongen en binnen of buitenzijde van het ijzer van de schaats). De welbekende Axel is de moeilijkste van de sprongen. Dit is niet omdat de techniek van de Axel zo veel moeilijker is dan die van andere sprongen (wat bij de rest van de sprongen wel de onderscheidende factor is), maar omdat het de enige sprong is die voorwaarts wordt afgesprongen. Dit lijkt juist makkelijker, maar omdat alle sprongen achterwaarts geland worden betekent dit een extra halve draai. Iemand die een drievoudige Axel doet draait dus in feite 3,5 keer om zijn eigen as! Extra moeilijkheid kan ook verkregen worden door sprongen te combineren. Paarrijders kunnen zelf springen, zoals solisten doen, maar ook geworpen sprongen doen, waarbij de vrouw in feite door de man de lucht in wordt gegooid.
- Lifts, maar niet bij solisten uiteraard. Een lift betekent dat de een de ander optilt en kan je dus alleen doen met z'n tweeën. Traditiegetrouw tilt de man natuurlijk de vrouw op. Door het verschil in grootte is dit meestal ook de enige optie, maar tegenwoordig zien we veel meer paren die gelijker zijn in grootte en zo is sinds een aantal jaren de zogenaamde "boy-lift", waarbij de man de vrouw optilt dan ook populair. De ene houding in een lift is moeilijker dan de andere en levert daarom meer punten op.
- Zweefstanden. Hoewel deze in principe zowel door vrouwen als mannen kunnen worden uitgevoerd zie je ze vooral bij vrouwen en bij paren. Een zweefstand houdt in dat een been gedurende een aantal seconden de lucht in gaat. Hoe hoger hoe beter natuurlijk. Ook hier zijn weer verschillende houdingen mogelijk die een verschillend puntentaantal opleveren.
- Pirouettes. Dit is het enige onderdeel dat verplicht is bij alle disciplines. Wel zijn er verschillen in de pirouettes die mannen en vrouwen doen, simpelweg omdat de meeste mannen niet zo lenig als de vrouwen zijn, al zijn er uiteraard uitzonderingen. Bij de paren zijn er ook pirouettes die samen (verstrengeld als het ware) worden uitgevoerd. Bij een pirouette is ook de houding weer van belang, maar ook de snelheid is van belang. Ook is er een minimumaantal draaien dat een pirouette moet hebben om mee te tellen. Verder is het van belang goed op 1 plaats te blijven, het zogenaamde centreren.
- Twizzels Dit zijn een soort pirouetten, maar hierbij is het juist de bedoeling om een voorwaartse of achterwaartse beweging te blijven maken. Het figuur op het ijs dat je achterlaat is dan ook een soort uitgerekte spiraal. Dit onderdeel is specifiek voor ijsdansen en wordt wel als de sprong van het ijsdansen beschouwd door zijn moeilijkheidsgraad.
- Passenseries Een verplicht onderdeel is de passenserie. Uiteraard moet je om vaart te houden in het schaatsen altijd je voeten bewegen, maar dit zijn meer slagen (zoals bij afstandsschaatsen maar dan korter) dan dat het passen zijn. Bij een passenserie is het duidelijk meer dan alleen de bedoeling om vooruit te komen (of achteruit), wat je ziet de vele draaien, voetwissels, kantenwissels en dergelijke.
De Jurering
Het is niet mogelijk om hier alle details van het zeer ingewikkelde jureringssysteem uit te leggen, maar er zijn een aantal basisregels die simpel uit te leggen zijn. Ten eerste bestaat de score eigenlijk altijd uit 2 aparte scores die bij elkaar op worden geteld en waar nog programma-aftrekkingen vanaf kunnen worden gehaald.
- Het eerste deel heet de zogenaamde technische score. Dit bestaat uit een basiswaarde die door International Skating Union (ISU) is vastgesteld voor een bepaalde element, welke een range heeft afhankelijk van het niveau van het element (het element bijvoorbeeld is de passenserie en de kan een niveau krijgen van 1 tot en met 4 afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de gedane passen). Een panel van technisch specialisten bepaald welke elementen er zijn uitgevoerd en op welk niveau waarna de basiswaarde dus bekend is. Een panel van 9 juryleden daarna beoordeeld hoe goed dit element is uitgevoerd. Zo kan je bijvoorbeeld wel een passenserie hoog niveau hebben maar deze gebrekkig uitvoeren. Zij kunnen +3 punten tot -3 punten om zo het onderdeel te beoordelen. Dit hele proces gebeurt dus voor alle door het technisch panel geïndentificeerde elementen.
- Ten tweede is er de programmacomponentenscore, welke geheel door de jury wordt bepaald. Er zijn een aantal onderdelen waarop de jury hierbij beoordeelt.
- Schaatsvaardigheid (hoe stevig sta je in je schoenen, hoe hard ga je, hoe diep ga je in je kanten)
- Overgangen
- Uitvoering/performance
- Choreografie
- Interpretatie van de muziek
- Timing (alleen bij de verplichte figuren bij het ijsdansen)
Zo komt er dus per jurylid een tweede score uit die bij de eerste wordt opgeteld, maar het proces van jurering is hiermee nog niet afgelopen. Er zijn altijd 9 juryleden in een competitie, dus ook 9 scores. Hiervan worden er willekeurig 7 ingeloot. Hiervan vallen de hoogste en de laagste af en van de overgebleven 5 wordt het gemiddelde genomen. Van deze score worden vervolgens nog eventuele programma-aftrekpunten afgetrokken, waarna de definitieve score overblijft. Programma-aftrekpunten kan je krijgen om verschillende redenen, bijvoorbeeld voor een val, maar ook voor het eindigen na de muziek of het gebruik van vocale muziek (dit geldt sinds een aantal jaar niet meer voor ijsdansen).
Aan de hand van deze scores wordt een ranglijst opgesteld en kan zo de winnaar worden bepaald.