Paardensport op de Olympische spelen

Geschiedenis
De Olympische spelen zijn in de Klassieke Oudheid ontstaan. De eerste spelen werden gehouden in Olympia, in Griekenland. Sinds 1896 hebben de Olympische spelen de vorm zoals wij deze nu nog kennen. Bij de Olympische spelen staat niet het winnen voorop, maar gaat het om de deelname. Er zijn echter wel medailles te winnen, goud, zilver en brons. Het logo van de Olympische spelen bestaat uit vijf geschakelde ringen met elk een andere kleur. Deze kleuren staan voor de vijf werelddelen.In de Griekse tijd werd de paardensport ook al beoefend tijdens de Olympische spelen. Er waren races te paard en races met een strijdwagen. In 1900 werd de paardensport in de moderne Olympische spelen opgenomen. Er was destijds alleen een individuele springwedstrijd. Dit werd verreden in een parcours, maar ook hoogspringen en verspringen waren onderdelen. Sinds 1912 werden de disciplines dressuur, springen en eventing verreden, dit kennen wij nu nog. Tot 1952 waren vrouwen uitsloten van deelname en mochten alleen militairen deelnemen aan de spelen. Inmiddels is de paardensport de enige sport waarbij mannen en vrouwen als gelijkwaardig tegen elkaar strijden. Ook de leeftijd van de deelnemers is hier minder gebonden dan bij andere sporten.
Dressuur
TeamDe teamcompetitie wordt verreden door drie ruiters van hetzelfde land. Er starten vier ruiters per land, de drie beste scores worden gebruikt. De Grand Prix proef telt voor de teamcompetitie. De drie beste scores van het team worden opgeteld en door drie gedeeld. Zo ontstaat er een klassement.
Individueel
De Grand Prix proef die wordt verreden voor de landenwedstrijd geldt als kwalificatie voor de individuele strijd. Alleen de 25 beste ruiters mogen door naar de individuele wedstrijd. Eerst wordt de Grand Prix Special verreden. Deze proef heeft een hogere moeilijkheidsgraad dan de reguliere Grand Prix proef. De 15 beste ruiters mogen daarna de Kür op muziek laten zien. Hierbij worden hogere dressuuroefeningen getoond in een choreografie met daarbij zelfgekozen muziek. Degene met het hoogste gemiddelde uit deze twee proeven wint het Olympisch goud.
Springen
TeamIeder land heeft vier deelnemers. Op de eerste wedstrijddag wordt er een parcours gesprongen wat telt als kwalificatie voor de individuele wedstrijd. Hieruit wordt ook de startvolgorde voor de eerste manche bepaald. Het team dat zich het hoogst weet te kwalificeren mag als laatste starten in de landenwedstrijd. Dit parcours telt niet mee voor de uitslag van de competitie.
Alle ruiters mogen starten in de eerste manche van de landenwedstrijd. In de tweede manche mogen alleen de beste 8 teams en de 18 beste individuele ruiters meedoen. Elk team heeft vier deelnemers, maar de beste drie scores tellen voor de landenwedstrijd mee. Het team dat opgeteld de minste strafpunten heeft, wint de gouden medaille. Bij een gelijke score tussen twee teams, wordt er een barrage verreden.
Individueel
De 35 best geplaatste ruiters uit de drie parkoersen voor de landenwedstrijd mogen deelnemen aan de individuele strijd. De eerder behaalde strafpunten worden verwijderd, alle ruiter beginnen weer bij nul. Na deze manche mogen de 20 best geplaatste ruiters nog een laatste manche rijden. De ruiter die over deze twee manches de beste score behaald, wint het Olympisch goud.
Eventing
TeamHet team mag vijf deelnemers hebben, maar alleen de drie beste scores worden gebruikt om het teamklassement te bepalen. Eventing wordt verreden in drie onderdelen: een dressuurproef, een cross country parcours met vaste hindernissen en een springproef. Er wordt gestart met de dressuurproef. Deze score wordt omgezet naar strafpunten. De strafpunten van de daarna te rijden cross worden daarbij opgeteld. In de cross zijn er 20 strafpunten te behalen voor een weigering, 40 voor een tweede weigering op dezelfde hindernis en 0.4 strafpunt per seconde tijdsoverschrijding. Tot slot wordt een springproef gereden. Hierbij kunnen ook strafpunten worden behaald: 3 voor een weigering, 4 voor een balk en 1 per seconde tijdsoverschrijding.
Individueel
De 25 ruiters die tijdens de teamcompetitie het best hebben gescoord mogen deelnemen aan de individuele superfinale. Zij springen een aangepast parcours met minder hindernissen. De strafpunten uit deze superfinale worden opgeteld bij het aantal strafpunten uit de hiervoor gereden onderdelen. Degene met de minste strafpunten behaalt de gouden medaille.