Paardrijden: Een draftraining met balken
Bij het trainen van een paard is afwisseling erg belangrijk. Met hindernisbalken kun je op een eenvoudige manier afwisseling aanbrengen in je (dressuur)training. Naast de voordelen die dit voor je paard heeft is dit ook voor de ruiter een positieve training. De ruiter moet bewuster rijden en is minder gefixeerd op de moeilijkheid van de oefeningen. Onderstaande oefening is geschikt om het drafritme van het paard te ontwikkelen en een actief beengebruik te stimuleren. Daarnaast heeft het een positief effect op de balans van zowel paard als ruiter.
Draftraining met balken
Ter afwisseling kan het erg leuk zijn om bij de dressuurtraining gebruik te maken van balken. Ook voor onervaren, jonge paarden kan het een mooie stap naar het springen zijn. De paarden raken gewend aan het materiaal en verbeteren hun drafritme.
Wat heb je nodig?
- Een rijbak met een afmeting van minimaal 15m x 30m.
- Minimaal vijf hindernisbalken
- Minimaal drie staanders met lepels
- Eventueel iemand die kan helpen om het een en ander te verplaatsen
Uitleg
Drafbalken liggen standaard op een ruime meter. Welke afstand precies geschikt is, is afhankelijk van de grootte van het paard en de lengte van de passen. Vaak komt één ruime mensenpas goed overeen met de drafpas van het paard. Dit betekent dat er tussen twee balken één grote pas moet zitten of een kleine pas en een voet.
Leg vijf balken op bovengenoemde afstand achter elkaar. Plaatst deze langs de lange zijde, een stukje van de hoefslag af. Zo kun je je warming-up en overige trainingsonderdelen gewoon op de hoefslag uitvoeren. Wend rustig af richting de drafbalken en laat het paard hier in een rustig basistempo overheen draven. Wanneer dit goed gaat kun je staanders naast de drie middelste balken plaatsen. De drie middelste balken krijgen slechts één staander, om en om. Je krijgt dan de volgende opbouw:
- Balk op de grond
- Balk met een staander links
- Balk met een staander rechts
- Balk met een staander links
- Balk op de grond
De balken op de grond (aan het begin en einde van de lijn) maken het mogelijk om van beide kanten aan te rijden en maken de oefening toegankelijker voor een onervaren paard. Verhoog de balken met een staander iets, zodat ze schuin liggen. Leg alle hindernissen op dezelfde hoogte. Wanneer je nu op de balkencombinatie aanrijdt zie je gemakkelijk waar het midden zit, doordat de hindernissen een kruis vormen. Rijd nu de balken in hetzelfde grondtempo aan en geeft het paard voldoende ruimte om uit te puzzelen hoe het hier handig over heen komt.
Makkelijker
Verminder het aantal naar drie balken en plaats deze alledrie op de grond. Behoud voor en in de wending het draftempo. Dit is te controleren door met het ritme van de passen mee te tellen. Veel paarden vallen wat terug in tempo in de wending, wees je hier bewust van. Breid dit langzaam uit naar vijf balken.
Moeilijker
Plaats de balken op de staanders wat hoger, zodat het paard de benen meer op moet tillen. Bewaak hierbij goed de impuls, zodat het paard niet halverwege de lijn geen voorwaartse drang meer heeft.
Om deze oefening lastiger te maken kun je ook de balken iets verder uit elkaar leggen en met een ruimere drafpas er overheen draven. Plaats hierbij de balken niet te hoog, omdat een verruimde drafpas voorwaarts moet grijpen en niet opwaarts.
Variatie: aan de longeerlijn
Deze oefening is, met enkele aanpassingen ook uit te voeren aan de longeerlijn. Plaats hiervoor de balken op de volte. De staanders kunnen nu niet wisselend geplaatst worden in verband met de longeerlijn. Plaats de staanders enkel aan de buitenzijde van de volte. Laat het paard een goed basistempo aannemen voordat het over de balken gaat.