Paardrijden: Galoptraining met balken
Bij het trainen van een paard is afwisseling erg belangrijk. Met hindernisbalken kun op een eenvoudige manier afwisseling aanbrengen in je dressuurtraining. Naast de voordelen die dit voor je paard heeft is dit ook voor de ruiter een positieve training. De ruiter moet bewuster rijden en is minder gefixeerd op de moeilijkheid van de oefeningen. Daarnaast werkt afwisseling motiverend voor zowel paard als ruiter. Onderstaande oefening is geschikt om een galopritme te ontwikkelen en in de galop te leren schakelen.
Galoptraining met balken
De galop is voor het springen en de dressuur een belangrijke gang. Het basistempo dient goed ontwikkeld te zijn, maar er moeten ook veranderingen aangebracht kunnen worden aan dit tempo. Dit noemen we schakelen. Een gemiddelde galopsprong beslaat drie meter. Een ruim gesprongen galopsprong beslaat meer meters en een verzamelde galopsprong minder meters. In de dressuur moet hiermee de gang verbeteren en is een opwaarts gesprongen galopsprong van belang. Bij het springen moet je de lengte van de galopsprong kunnen aanpassen om goed op een hindernis aan te rijden of door een (drie)dubbel te komen.
Wat heb je nodig?
- De beschikking over een rijbak met een lange zijde van ten minste 40 meter
- Twee hindernisbalken
- Eventueel iemand die kan helpen om de afstand aan te passen
Uitleg
Voor deze oefening maak je gebruik van de lengte van de rijbak. Enkele meters uit de hoek plaats je een balk. Het is handig om deze iets naast de hoefslag te leggen, zodat er om de balken heen gereden kan worden. Leg 20 meter verder nog een balk neer. De landing na de balk en de afzet voor de balk beslaan tezamen ongeveer twee tot drie meter. Het aantal meters dat hier tussen ligt, bepaalt het aantal galopsprongen dat er wordt gereden. Het aantal meters dat een galopsprong beslaat kan afhangen van de grootte van het paard en de grootte van de galop van het paard. Het is handig om iemand op de grond te hebben om de balken op de juiste afstand voor de combinatie te leggen.
Rijd de balk aan met een wending vanaf de korte zijde. Stel het paard recht en probeer recht over het midden van beide balken te rijden. De lijn blijft recht tot de overkant van de bak is bereikt. Behoud hierbij een gelijkmatig galopritme. Probeer met hetzelfde galopritme over beide balken te gaan. Wanneer je een gelijkmatig galopritme hebt, zou je amper moeten voelen dat je over een balk gaat. De galopsprong mag nauwelijks veranderen.
Makkelijker
Lukt het niet om de lijn recht te rijden? Plaats dan twee pilonnen vlak bij de korte zijde, zodat dit duidelijke markeerpunten worden voor de wending. Dit maakt het gemakkelijker om de lijn recht te rijden.
Lukt het niet om een juist grondtempo te behouden? Rijd voordat je op de balken afstuurt enkele voltes, tot je een duidelijk ritme te pakken hebt. Tel mee met de galopsprongen, ook voordat je over de balken gaat. Vaak verlies je galopritme in een wending, wees je hier bewust van.
Moeilijker
Een goed grondtempo gevonden? Probeer nu eens te schakelen tussen de balken. Met een meer voorwaarts tempo moet je een galopsprong minder kunnen rijden. Wanneer het paard meer wordt verzameld moet een galopsprong meer gereden kunnen worden. Hierbij geldt dat verzamelen voor veel paarden een moeilijkere oefening is dan voorwaarts gaan.
Variatie: aan de longeerlijn
Het wisselen van galopafstanden tussen balken kan ook geoefend worden aan de longeerlijn. Leg twee balken in de longeerbak. Iedere balk wordt op de helft gelegd, zodat de bak als het ware door de helft wordt gedeeld. Laat het paard rustig over deze balken galopperen en probeer het grondtempo gelijkmatig te houden. Hierin kan ook voorwaartser worden gegaloppeerd en zo kunnen er minder galopsprongen tussen de balken worden gemaakt. Verzamelen aan de longeerlijn is lastig en alleen mogelijk bij een goed getraind paard dat correct reageert op de longeercommando's.