Dressuur op B-niveau
Als je paard rijdt, kun je dit recreatief doen, maar kun je er ook voor kiezen om wedstrijden te gaan rijden. Heb je een eigen paard of pony, dan kun je via de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) officiële wedstrijden gaan rijden. Deze wedstrijden zijn ingedeeld in rubrieken, B, L1, L2, M1, M2, Z1 en Z2. Ben je niet in het bezit van een eigen paard, dan kun je via de Federatie van Nederlandse Ruitersportcentra (FNRS) een FNRS ruiterpaspoort aanvragen. Met dit ruiterpaspoort kun je wedstrijden rijden op verschillende paarden of pony's. Deze proeven lopen van F1 tot F20.
Wanneer ga je wedstrijden rijden?
Paardrijden is een moeilijke sport. Je hebt te maken met een dier met een eigen wil, gevoelens en angsten. Paarden zijn vluchtdieren. Voelen zij gevaar of onzekerheid, dan zegt hun instinct dat zij moeten vluchten. Ben je een beginnend ruiter, dan voel je je nog onzeker op een paard. Het is moeilijk om de bewegingen van het paard goed te kunnen volgen. Je hebt niet het idee dat je controle hebt over het paard. Op maneges werken ze met speciale manegepaarden. Dit zijn vaak wat oudere paarden, die het gewend zijn om onervaren ruiters op hun rug te krijgen.
Het duurt gemiddeld zo'n anderhalf jaar voordat een ruiter controle krijgt over een paard. Maar ook dan is er nog heel veel te leren. Om het niveau te toetsen kan een ruiter wedstrijden gaan rijden. Heb je geen eigen paard of pony, dan kun je beginnen met F-proefjes via de FNRS. Je hoeft deze proeven niet op een vast paard te doen. Voordeel van deze F-proeven is, dat ze vrij eenvoudig beginnen (zonder galop), dat de jury meer de ruiter beoordeelt en minder kijkt naar de vaardigheden van het paard en dat je vanuit de F-proeven kan doorstromen naar de officiële proeven van het KNHS. Zit je ongeveer een jaar op paardrijden, dan kun je beginnen met deze F-proeven.
KNHS-proeven
Wil je officiële wedstrijden gaan rijden via het KNHS, dan kan dit alleen met een vast paard of pony. Dit hoeft niet persé je eigen paard te zijn, maar je moet je wel als combinatie bij het KNHS aanmelden. Je moet hiervoor lid worden van een rijvereniging, die is aangesloten bij het KNHS. Je wordt dan ook automatisch lid van het KNHS en ontvangt een startpas. Deze moet je bij een wedstrijd, samen met de stamboekpapieren van het paard, aan de jury kunnen overleggen.
Heb je nog nooit wedstrijden gereden, dan begin je in de rubriek B. B staat voor basis. Het KNHS heeft voor alle proeven een speciaal proevenboekje uitgegeven. Hierin staan alle proeven van alle rubrieken. Per maand verschillen de proeven die in een rubriek gereden moeten worden. Per rubriek zijn er vier proeven beschikbaar.
| B | L1 | L2 | M1 | M2 | Z1 | Z2 |
Januari | 3-4 | 7-8 | 11-12 | 15-16 | 19-20 | 23-24 | 27-28 |
Februari | 3-4 | 7-8 | 11-12 | 15-16 | 19-20 | 23-24 | 27-28 |
Maart | 3-4 | 7-8 | 11-12 | 15-16 | 19-20 | 23-24 | 27-28 |
April | 5-6 | 9-10 | 13-14 | 17-18 | 21-22 | 25-26 | 29-30 |
Mei | 5-6 | 9-10 | 13-14 | 17-18 | 21-22 | 25-26 | 29-30 |
Juni | 5-6 | 9-10 | 13-14 | 17-18 | 21-22 | 25-26 | 29-30 |
Juli | 4-3 | 8-7 | 12-11 | 16-15 | 20-19 | 24-23 | 28-27 |
Augustus | 4-3 | 8-7 | 12-11 | 16-15 | 20-19 | 24-23 | 28-27 |
September | 4-3 | 8-7 | 12-11 | 16-15 | 20-19 | 24-23 | 28-27 |
Oktober | 6-5 | 10-9 | 14-13 | 18-17 | 22-21 | 26-25 | 30-29 |
November | 6-5 | 10-9 | 14-13 | 18-17 | 22-21 | 26-25 | 30-29 |
December | 6-5 | 10-9 | 14-13 | 18-17 | 22-21 | 26-25 | 30-29 |
B-proeven
De B-proeven van het KNHS zijn bedoeld voor de beginnende ruiter en/of het onervaren paard. Heb je nooit eerder wedstrijden gereden, dan moet je in de rubriek B beginnen, ook als jouw paard al ervaren is. Ben je zelf een ervaren ruiter, die al in hogere rubrieken heeft gereden, maar is jouw paard nog onervaren, dan kun je in de B-rubriek starten. Je mag in sommige gevallen echter ook hoger starten.
Wat wordt er verwacht in een B-proef?
Tijdens een B-proef moet de ruiter met zijn paard een aantal vastgestelde figuren rijden in stap, draf en galop. De ruiter hoeft de proef niet uit zijn/haar hoofd te leren, maar moet wel zelf voor iemand zorgen die de proef voorleest. De jury beoordeelt de proef op verschillende punten. Per onderdeel geeft de jury een aantal punten. Totaal zijn er 300 punten te geven. Heb je minimaal 180 punten dan krijg je een winstpunt. Bij minimaal 195 punten heb je twee winstpunten en heb je 210 punten of hoger, dan heb je recht op drie winstpunten. Je kunt echter ook verliespunten krijgen. Is jouw score tussen de 135 en 149 punten, dan krijg je één verliespunt, ligt jouw score tussen de 105 en 134 kost dit jou twee verliespunten. Onder de 105 punten krijg je zelfs 3 verliespunten. Om door te kunnen stromen naar een volgende rubriek moet je minimaal 10 winstpunten hebben en mag je er maximaal 30 hebben.
Beoordelingscriteria van een B-proef
Figuren:
In een B-proef geldt dat de ruiter moet lichtrijden, tenzij doorzitten wordt gevraagd.
De proef duurt ongeveer 6 minuten. Tijdens deze proef moet de ruiter verschillende figuren rijden:
- Grote volte
- Halve grote volte
- Gebroken lijn
- Gebroken lijn 5 meter
- Van hand veranderen
- Afwenden
Een
grote volte is een cirkel met een diameter van 20 meter. De bedoeling is, dat het paard op de volte de stelling en buiging heeft volgens het beloop van de volte.
Een
halve grote volte is de helft van een grote volte. De ruiter voert dus maar de helft van een grote volte uit.
Een
gebroken lijn wordt uitgevoerd op de lange zijde van de rijbaan. De ruiter maakt vanuit de hoekletter F, M, K of H een hoek naar het middelpunt van de rijbaan X en daarna weer terug naar de andere hoek M, F,H of K. De letters worden altijd in de proef vermeld. Bijvoorbeeld: MXF gebroken lijn.
Een
gebroken lijn 5 meter is hetzelfde als een gebroken lijn, maar nu rijdt de ruiter niet naar het middelpunt van de rijbaan X, maar tot de helft. De rijbaan is 20 meter breed. Tot X is dus 10 meter en als je tot de helft rijdt is het een gebroken lijn 5 meter.
Van hand veranderen is het schuin oversteken van de rijbaan. Hierdoor wissel je van hand, wat betekent dat je van rechtsom naar linksom gaat rijden of andersom.
Met
afwenden wordt bedoeld het recht oversteken van de rijbaan. Dit kan vanaf de lange zijde of de korte zijde van de rijbaan.
De jury beoordeelt of het figuur goed is uitgevoerd, netjes van letter naar letter.
Overgangen en tempowisselingen
Het tweede punt waar een jury op let zijn de overgangen tussen stap, draf en galop. Worden deze op het juiste moment uitgevoerd en zijn de overgangen vloeiend. Overgangen in de klasse B mogen nog geleidelijk gemaakt worden, dus bijvoorbeeld een overgang naar draf tussen de letters M-C-H.
Tempowisselingen bestaan in de klasse B uit de middenstap en middendraf. De bedoeling is, dat het paard in de middenstap en middendraf middelmatig verruimt in zijn beweging. In stap worden de achterhoeven iets voorbij de afdrukken van de voorhoeven gezet, in draf verlengt het paard zijn passen zichtbaar. De verruiming komt voort uit een stuwende kracht van de achterhand. Aan het einde van iedere proef worden de drie basisgangen, stap, draf en galop, door de jury beoordeeld.
In de proef moet de ruiter op een volte het paard de hals laten strekken. Het paard moet in een geleidelijke beweging zijn hoofd naar voren en beneden brengen tot kniehoogte. De ruiter moet hierbij contact houden met de mond van het paard. De jury beoordeelt of het paard goed de hand van de ruiter volgt en zijn hoofd en hals voldoende strekt tot op kniehoogte. Daarbij moet de beweging van het paard ontspannen en in tact blijven.
Impuls
De impuls van het paard wordt opgewekt door de ruiter. Impuls is het doorgeven van een ijverige, energieke, maar gecontroleerde, stuwende activiteit. Deze activiteit moet komen vanuit de achterhand van het paard en bevordert het atletisch vermogen van het paard. In de B-klasse lopen paarden vaak nog niet vanuit de achterhand. Door training wordt het atletisch vermogen van het paard per klasse verbeterd. De jury houdt in zijn beoordeling rekening met de africhtingsgraad van het paard.
Het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard
Een
rechtgericht paard is recht op een rechte lijn en zodanig gebogen op een gebogen lijn als de lijn van hem vraagt. Om een paard in te laten buigen op een gebogen lijn maak je gebruik van stelling en buiging.
Stelling is, door het geven van de juiste hulpen door de ruiter, het paardenhoofd iets naar links of recht laten buigen. Hals en romp van het paard blijven recht gericht.
Lengtebuiging is, als het paard door zijn gehele lichaam is gebogen, bijvoorbeeld op een volte, waarbij het paard gebogen hoort te zijn naar de lijn van de volte.
Een
ontspannen paard heeft een verende rug en spieren die ongedwongen en soepel worden aangespannen en ontspannen. Een ontspannen paard staat open voor de hulpen van de ruiter.
Een
in aanleuning gaand paard geeft na door los te laten in het kaak- en nekgewricht. Aanleuning is een licht verende druk op de teugel vanuit het paard, als gevolg van de voorwaartse inwerking van de ruiter. Voor een goede aanleuning moet het paard zijn achterhand goed onder het lichaam kunnen plaatsen. In de loop van de africhting van het paard, zal de aanleuning steeds meer verbeterd moeten worden. De jury kijkt bij de beoordeling van het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard naar de mate van africhting en stemt hier zijn beoordeling op af.
Houding en zit van de ruiter
De jury beoordeelt of de ruiter recht op zijn/haar paard zit, met ontspannen lendenen en heupen. De knieën moeten aangesloten zijn aan het zadel, maar zonder te knellen. De rug moet recht zijn en ongedwongen. De handen horen rechtop, laag en bij elkaar, met de duimen als hoogste punt. De ellebogen zijn naast het lichaam. Door een goede houding en zit kan de ruiter de bewegingen van het paard soepel volgen en zijn hulpen, gegeven door de ruiter, niet zichtbaar. Een goede jury zal op het protocol advies geven over houding en zit, als hier tekortkomingen in zitten. De bedoeling is, dat de ruiter hiervan zal leren.
Rijvaardigheid en effect van de hulpen
Met rijvaardigheid wordt bedoeld het gevoel wat de ruiter heeft voor de inwerking op zijn paard. Het op tijd en goed gedoseerd geven van hulpen zegt iets over de rijvaardigheid van de ruiter. Met het effect van de hulpen wordt bedoeld in hoeverre het paard gevolg geeft aan de hulpen die de ruiter hem geeft. Hoe beter de rijvaardigheid van de ruiter, hoe meer effect de hulpen zullen hebben op het paard.
Verzorging van het geheel
In de rubrieken B t/m L2 worden er door de jury punten toegekend voor de verzorging van het geheel. Dit gaat om de presentatie van ruiter en paard. Heeft de ruiter een wedstrijdtenue aan, met plastron, witte handschoenen, een rijjasje en bijpassende rijlaarzen? Is het paard netjes ingevlochten, goed gepoetst en ziet het harnachement er netjes en schoon uit? Aan de hand daarvan kent de jury een cijfer toe. In de hogere rubrieken wordt er niet meer beoordeeld op verzorging. Uiteraard wordt er dan nog steeds verwacht dat de verzorging van ruiter en paard in orde is.
Lees verder