Dressuur op L-niveau
Als je met je paard wedstrijden wilt rijden kun je lid worden van een rijvereniging die is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). Zij organiseren landelijk officiële dressuurwedstrijden. Deze dressuurwedstrijden zijn onderverdeeld in rubrieken, B, L1, L2, M1, M2, Z1 en Z2. Wat er tijdens zo'n dressuurwedstrijd van ruiter en paard wordt verwacht verschilt per rubriek. In dit artikel wordt beschreven wat een dressuurproef in de klasse L inhoudt.
Starten in de L-klasse
De klasse L bestaat uit twee rubrieken, het L1 en het L2. De L staat voor licht. Voor de L-rubrieken zit de klasse B (basis). Na de L-rubrieken volgen nog de klassen M(middel) en Z (zwaar). Heb je met je paard voldoende winstpunten behaald in de klasse B, dan mag je starten in het L1. Heb je als ruiter eerder M1 gestart met een ander paard, dan mag je met een ongeklasseerd paard kiezen of je eerst B gaat starten of gelijk L1. Je mag dan versneld promoveren.
L1-proeven
In de L1-proeven geldt, dat de ruiter moet lichtrijden, tenzij doorzitten wordt gevraagd.
In een L1 proef komen, in vergelijking met B-proeven, een paar nieuwe, moeilijkere elementen voor:
- Wijken voor linkerbeen
- Wijken voor het rechterbeen
- Halthouden
- Volte 15 meter
- Slangevolte
- Middengalop
Wijken voor het linkerbeen
Wijken voor het linker- en rechterbeen vallen onder de zijgangen. In een L1-proef wordt deze oefening ingezet vanaf de letter A op de korte zijde. Moet je wijken voor het linkerbeen, dan kom je vanaf de linkerhand. Je wendt af bij A, door druk van de linkerkuit van de ruiter beweegt het paard op twee hoefslagen voorwaarts en opzij (naar rechts). Het paard is daarbij licht naar links gesteld. Het paard kijkt dus tegengesteld in de richting waar hij gaat. Het paard moet minimaal 5 meter wijken, waarbij de benen aan de binnenzijde de benen aan de buitenzijde voorlangs moeten kruisen.
Wijken voor het rechterbeen
Wijken voor het rechterbeen wordt ingezet vanaf de rechterhand. Door druk van de rechterkuit van de ruiter beweegt het paard voorwaarts en zijwaarts naar links. Het paard is hierbij naar rechts gesteld. Het paard moet minimaal 5 meter wijken, waarbij de benen aan de binnenzijde de benen aan de buitenzijde voorlangs moeten kruisen.
Bij de boordeling van het wijken let de jury op verschillende dingen:
- De voorhand moet iets aan de achterhand vooraf gaan
- Niet te veel stelling
- Paard moet voorwaarts blijven
- Paard moet duidelijk scharen met voor- en achterbenen
Halthouden
Het halthouden wordt per rubriek anders beoordeeld en hangt samen met de africhtingsgraad van het paard. De bedoeling is, dat het paard vierkant staat, onbeweeglijk en recht. Het paard is nageeflijk, ontspannen in kaak en hals, met het gewicht gelijkmatig verdeeld over vier benen. In het L1 hoeft het paard nog niet vierkant te staan. Wel moet het gewicht gelijkmatig verdeeld zijn over vier benen. De jury let op de overgang naar het halthouden, het onbeweeglijk staan van het paard en de overgang vanuit het halthouden.
Volte 15 m
Een volte 15 meter kan zowel vanaf de lange- als de korte zijde gereden worden. De diameter van de volte moet 15 meter zijn. Het paard moet naar de lijn van de volte gesteld en gebogen zijn. De jury beoordeelt op de juiste stelling en buiging. De volte mag niet te groot zijn. Te klein is ook niet de bedoeling, maar wordt minder zwaar aangerekend, omdat de moeilijkheidsgraad hiervan hoger ligt.
Slangevolte
Een slangevolte bestaat uit halve voltes die verbonden zijn met rechte verbindingslijnen. Bij het passeren van de AC-lijn moet het paard parallel zijn aan de korte zijde. Een slangevolte kan uit meerdere bogen bestaan. De jury beoordeelt of alle bogen evenredig groot zijn, het paard op de AC-lijn recht gesteld is en het paard na het passeren van de AC-lijn netjes wordt omgesteld. Tijdens dit figuur moet de ruiter doorzitten.
Middengalop
In het L1 moeten ruiter en paard enkele sprongen middengalop tonen op de volte. In de middengalop moet het paard zijn sprongen zichtbaar verlengen. Het paard verruimt middelmatig en verlengt iets in bovenlijn en hals. De jury beoordeelt of het paard zijn sprongen verruimt en niet versnelt. De beweging moet in evenwicht en ontspannen zijn en komt vanuit een duidelijke impuls vanuit de achterhand.
L2-proeven
In de L2-proeven geldt, dat de ruiter moet doorzitten, tenzij lichtrijden wordt gevraagd.
Ook in de L2-proeven komen weer wat nieuwe, moeilijkere elementen voor:
- Door een S van hand veranderen
- Wijken voor het linker- en rechterbeen 10 meter
- Halthouden en enkele passen achterwaarts
- Middengalop op de lange zijde
Door een S van hand veranderen
Deze figuur wordt gereden vanaf de lange zijde bij B of bij E en heeft tot doel om van hand te veranderen. Vanaf B of E wordt een halve volte halve baan gereden. Op de AC-lijn is het paard een paardlengte recht gesteld, waarna nogmaals een halve volte halve baan wordt ingezet in tegengestelde richting. De jury beoordeelt of de figuur netjes wordt verdeeld over twee gelijke halve voltes halve baan. Er wordt gekeken of het paard goed wordt recht gesteld op de AC-lijn en of het paard voldoende stelling en buiging heeft volgens de lijn van de voltes.
Wijken voor het linker- en rechterbeen 10 meter
In de L2 proeven wordt de oefening van het wijken uitgebreid tot 10 meter. Dit betekent dat je vanaf de AC-lijn moet wijken naar de hoefslag. De beoordeling van de jury is verder hetzelfde als bij het L1.
Halthouden en enkele passen achterwaarts
Het halthouden is reeds bij het L1 besproken. Het paard moet recht achterwaarts, waarbij hij zijn benen als diagonale paren oplicht en neerzet. De jury kijkt in deze oefening naar de gehoorzaamheid van het paard. Het paard moet actief achterwaarts gaan en mag niet slepen met zijn benen. Het paard mag niet scheef gaan. Tijdens de gehele oefening moet het paard netjes nageeflijk blijven. Na het achterwaarts gaan moet het paard zonder aarzeling in stap of draf overgaan. De beoordeling is afhankelijk van de africhtingsgraad van het paard.
Middengalop op de lange zijde
De beoordeling van de middengalop is hetzelfde als in het L1. Op de lange zijde moet het paard wel recht zijn en aan het eind van de lange zijde moet het paard zichtbaar worden terug genomen naar arbeidsgalop.
Verder worden ruiter en paard tijdens de gehele proef beoordeeld op de drie gangen, stap, draf en galop, de impuls, het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard, de houding en zit van de ruiter, de rijvaardigheid en het effect van de hulpen en de verzorging van het geheel. In het artikel
Dressuur op B-niveau. lees je hier meer over.
Lees verder