Dressuur op M2-niveau
Rijd je al een tijdje wedstrijden met jouw paard en heb je de rubrieken B, L1, L2 en M1 met goed gevolg doorlopen, dan mag je starten in het M2. Een dressuurwedstrijd in het M2 vraagt van ruiter en paard een hoge mate van samenwerking. Het paard moet goed gegymnasticeerd zijn, de ruiter moet de bewegingen van het paard feilloos kunnen volgen en beinvloeden. De oefeningen in het M2 zijn een stuk zwaarder dan in het M1.
Starten in het M2
Om te mogen starten met je paard in het M2 moet je in principe eerst de rubrieken B, L1, L2 en M1 hebben doorlopen. Heb je voldoende winstpunten in het M1, dan mag je voor het eerst starten in het M2. Jouw paard moet minimaal 5 jaar oud zijn om in de rubriek M te mogen starten.
M2 proeven
In de artikelen
Dressuur op B-niveau,
Dressuur op L-niveau en
Dressuur op M1-niveau is beschreven wat paard en ruiter moeten kunnen op dit niveau. In het M2 komen hier een aantal oefeningen bij. Daarbij komt, dat er steeds hogere eisen worden gesteld aan de mate van africhting van het paard.
De oefeningen die worden toegevoegd in een M2 proef zijn:
- Een vast aantal passen achterwaarts
- Verzamelde stap
- Keertwending om de achterhand
- Contragalop
- Travers
Een vast aantal passen achterwaarts
Waar in het M1 nog gevraagd werd om 4 tot 6 passen achterwaarts, wordt in het M2 van het paard gevraagd een vast aantal passen achterwaarts te gaan. Dit vergt van ruiter en paard nog meer discipline en beheersing. De jury telt het aantal passen en zal het in haar beoordeling meenemen als het paard te veel of te weinig passen achterwaarts gaat. Tevens let de jury erop dat het paard actief achterwaarts gaat, geen verzet toont (bijv. hoofd omhoog) en niet sleept.
Verzamelde stap
In het M2 wordt de verzameling van een paard steeds belangrijker. Verzameling in de dressuur is het meer verplaatsen van het gewicht naar de achterhand van het paard, waardoor er meer verlichting komt van de voorhand en het paard zich voor meer kan oprichten. In de verzamelde stap uit de verzameling zich in het meer oprichten van het paard, met voldoende impuls in de stap, waarbij het achterbeen van het paard goed onder de massa wordt geplaatst. Hierbij blijft het paard netjes aan het bit, waarbij het hoofd vlak bij de loodlijn is.
De jury let op voldoende oprichting, een energieke, regelmatige beenzetting, een stille hand van de ruiter, waardoor het hoofd van het paard net voor de loodlijn blijft en het bit netjes wordt aangenomen.
Keertwending om de achterhand
Een keertwending om de achterhand wordt in een M2-proef zowel naar links als naar rechts gevraagd. Een keertwending om de achterhand wordt uitgevoerd in verzamelde stap. Het is een halve cirkel op twee hoefslagen om de achterhand van het paard naar links of naar rechts. Het binnenachterbeen fungeert als spil en wordt in de tact van de stap opgetild en neergezet op nagenoeg dezelfde plaats. De voorbenen en het buitenachterbeen draaien om het binnenachterbeen in een vast ritme. Het paard is gesteld in de richting waar hij gaat.
De jury let bij de beoordeling op verschillende facetten van de oefening:
- Takt van de beweging
- Ontspanning van het paard
- Aanleuning
- Impuls
- Stelling
- Verzameling
Contragalop
Waar in het M1 een begin is gemaakt met de contragalop op de gebroken lijn en bij een links- of rechtsomkeert, wordt in het M2 een langer stuk contragalop gevraagd over de hoefslag. De bedoeling van de contragalop is het verbeteren van de balans van het paard.
De jury beoordeelt de contragalop, net als in het M1, op de juiste galop (paard mag niet overspringen naar "goede" galop of overkruist), balans van het paard, juiste stelling, impuls en souplesse.
Travers
De travers hoort, net als het wijken voor het been en de schouderbinnenwaarts, tot de zijgangen. Bij de travers is het paard met zijn achterhand naar binnen gesteld. Het is een oefening op twee hoefslagen met vier sporen. Het paard wordt gebogen in de richting dat hij gaat en kijkt ook in die richting. Het paard kruist zijn buitenachterbeen voor zijn binnenachterbeen langs. De jury kijkt ook bij deze oefening naar takt van de beweging, ontspanning van het paard, aanleuning, impuls, juiste stelling en buiging, het gaan op twee hoefslagen en vier sporen, het goed kruisen van de achterbenen en de verzameling.
.
Ter afsluiting van de proef beoordeelt de jury ruiter en paard nog op een viertal onderdelen:
- De impuls en verzameling
- Het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard
- Houding en zit van de ruiter
- Rijvaardigheid en het effect van de hulpen van de ruiter