Dressuur op M1-niveau
De Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie organiseert in samenwerking met aangesloten rijverenigingen door heel Nederland dressuurwedstrijden. Ruiters die lid zijn van zo'n rijvereniging kunnen een startpas aanvragen bij het KNHS. Hiermee kunnen zij door heel Nederland aan dressuurwedstrijden deelnemen. Inschrijving kan alleen met een vast paard. Het is wel mogelijk met meerdere paarden ingeschreven te staan. Er kan gestart worden in verschillende rubrieken, B, L1, L2, M1, M2, Z1 en Z2. In dit artikel wordt beschreven wat je moet kennen en kunnen in de rubriek M1.
Starten in de M-klasse
De klasse M staat voor "middel" en geeft het niveau van africhting van het paard aan en het niveau van de ruiter. De klasse M bestaat uit twee rubrieken, het M1 en het M2. Voordat een ruiter met zijn/haar paard in de klasse M mag gaan starten, moeten de rubrieken B (basis), L1 en L2 (licht) doorlopen zijn. Een uitzondering hierop vormt een ruiter die reeds op M-niveau gestart heeft met een ander paard. De ruiter mag er dan voor kiezen met een onervaren paard de B-rubriek over te slaan. In de artikelen
Dressuur op B-niveau en
Dressuur op L-niveau lees je meer over de B- en L-klasse.
M1-proeven
In de M1-proeven moet de ruiter de hele proef doorzitten. De moeilijkheidsgraad van de M1-proeven ligt hoger dan in de B- en L-proeven.Overgangen mogen niet geleidelijk worden gemaakt, maar moeten op de letter worden gereden. De onderdelen die zijn toegevoegd in de M1-proeven zijn:
- Halthouden en groeten bij binnenkomst
- Schouderbinnenwaarts
- Achterwaarts 4 tot 6 passen
- Uitgestrekte stap
- Aanspringen in galop onder X
- Gebroken lijn in contragalop
- Rechts- en linksomkeert in galop
Halthouden en groeten bij binnenkomst
Een aantal jaren geleden moest in elke klasse aan het begin en aan het eind van de proef worden halt gehouden op de AC-lijn om te groeten naar de jury. Tegenwoordig hoeven de B- en L-rubrieken niet meer aan het begin van de proef te groeten, alleen nog aan het eind. Vanaf het M moet er wel weer aan het begin halt gehouden en gegroet worden. De jury beoordeelt of het paard recht over de AC-lijn komt, of op de juiste plek wordt haltgehouden, of het paard vierkant staat en of het paard onbeweeglijk staat en netjes nageeft.
Schouderbinnenwaarts
Schouderbinnenwaarts wordt gerekend tot de zijgangen. Het vervangt in het M het wijken uit de L-klasse. Wijken voor het linker- en rechterbeen komt na de L-klasse niet meer in proeven voor. Het schouderbinnenwaarts wordt uitgevoerd op de lange zijde. Het is een oefening op twee hoefslagen met drie sporen. De voorhand van het paard komt iets naar binnen. Het paard wordt licht gebogen om het binnenbeen van de ruiter. Het binnenvoorbeen van het paard kruist het buitenvoorbeen voorlangs. Het binnenachterbeen kruist het buitenachterbeen voorlangs, waarbij het binnenachterbeen op hetzelfde spoor gaat als het buitenvoorbeen. Het paard kijkt in deze oefening tegengesteld naar de kant waar hij gaat.
Schouderbinnenwaarts is bedoeld om het paard verder te gymnastiseren en om meer toe te werken naar verzameling. Het paard moet zijn binnenachterbeen bij iedere stap onder de massa plaatsen. De jury beoordeelt de oefening op souplesse, de hoeveelheid stelling en buiging en het gaan op drie sporen.
Achterwaarts 4 tot 6 passen
In het M1 moet het paard na het vierkant halthouden 4 tot 6 passen achterwaarts. Het paard moet hierbij nageeflijk blijven, recht achterwaarts gaan, de beenzetting moet diagonaal zijn en in tact en het paard mag niet slepen met de achterbenen. De jury kijkt bij het halthouden in hoeverre het paard actief, met impuls, gesloten en met het gewicht verdeeld over vier benen halt houdt. Voor het achterwaarts gaan moet het paard reeds bij het halthouden gewicht terug brengen op het achterbeen. De jury let op het aantal passen dat het paard achterwaarts gaat, het recht achterwaarts gaan, behoud van nageeflijkheid en actieve, diagonale beenzetting.
Uitgestrekte stap
In de uitgestrekte stap verruimt het paard zijn passen zodanig, dat de achtervoeten voorbij de afdrukken van de voorvoeten worden neergezet. De ruiter staat het paard toe de hals te strekken en het hoofd tot borsthoogte naar beneden te brengen. Het contact met de mond van het paard moet behouden blijven. De jury beoordeelt of het paard voldoende overstapt, of de regelmaat van de beenzetting in tact blijft, het paard de hals voldoende strekt en of de ruiter netjes contact houdt met de mond van het paard.
Aanspringen in galop onder X
In een aantal proeven van het M1 moet de ruiter onder X, het middelpunt van de rijbaan, aanspringen in de linker- of rechtergalop. Dit heeft een hogere moeilijkheidsgraad dan het aanspringen op de hoefslag. De ruiter moet een duidelijke hulp geven, door het buitenbeen naar achteren te leggen en goed stelling te vragen. De oefening bestaat uit het afwenden bij B of E, het aanspringen in galop onder X en het opnieuw afwenden bij E of B. De jury beoordeelt de oefening op het juist aanspringen in de goede galop, maar ook op een vloeiende overgang. Daarbij wordt gekeken of de ruiter netjes op de letter rijdt en in een rechte lijn van B naar E of van E naar B rijdt.
Gebroken lijn in contragalop
Bij de contragalop laat de ruiter zijn paard bewust in de "verkeerde" galop galopperen. Dit betekent dat het paard op de linkerhand in de rechtergalop wordt gezet en op de rechterhand in de linkergalop. In het M1 wordt hier een begin mee gemaakt door het paard op de gebroken lijn te laten galopperen. Bij een gebroken lijn verander je van stelling en buiging, maar het paard moet wel in dezelfde galop blijven. Maak je linksom een gebroken lijn in galop, dan stel je je paard onder X naar rechts, maar moet je paard wel in de linkergalop blijven. Deze oefening heeft als doel de balans van het paard te verbeteren. De jury beoordeelt deze oefening op het in de "goede" galop blijven van het paard. Tevens wordt gekeken of de figuur netjes op de letter wordt gereden en of het paard de juiste stelling en buiging heeft.
Rechts- en linksomkeert in galop
Bij het rijden van een rechts- of linksomkeert in galop verandert het paard van hand, maar blijft wel in dezelfde galop. Ook hier is dus sprake van een stukje contragalop. Het is een alternatief voor de gebroken lijn in contragalop. Twee proeven in het M1 bevatten de gebroken lijn in contragalop, de andere twee hebben de rechts- en linksomkeert. De jury kijkt bij deze oefening of het paard niet overspringt naar de verkeerde galop of naar overkruist. De oefening moet netjes op de letters worden gereden.
Gedurende alle proeven wordt gekeken naar de zuiverheid van de drie gangen, stap,draf en galop. Daarbij wordt gelet op de impuls, het rechtgerichte, ontspannen en in aanleuning gaande paard, de houding en zit van de ruiter en de rijvaardigheid en het effect van de hulpen. De verzorging van het geheel maakt, in tegenstelling tot de klassen B en L, geen deel meer uit van de beoordeling.
Lees verder