Voetbal: de spelregels

Voetbal betekent niet alleen maar tegen een bal trappen en zorgen dat hij in het doel komt. Het is een tactisch spel waarvoor heel veel regels opgesteld moeten worden. Toen de studenten in Campbridge in 1848 begonnen te spelen, hadden ze absoluut geen idee van de regels van hun sport zo sterk zouden veranderen in de loop der tijden.

Het veld

Het veld moet altijd rechthoekig zijn en de officiële afmetingen ervan zijn vastgelegd door de FIFA (Fédération Internationale de Football Association). Voor nationale wedstrijden moet het veld tussen 90 en 120 m lang zijn en tussen 45 en 90 m breed. Voor internationale wedstrijden legt de FIFA op dat de lengte tussen 100 en 110 m moet zijn en de breedte tussen 64 en 75 m. Het veld wordt gemarkeerd met witte lijnen die integraal deel uitmaken van het veld. Een bal die op de lijn valt is dus niet buiten. De lijnen mogen maximaal 12 cm breed zijn. In het midden van het veld bevindt zich de middencirkel met een straal van 9,15m. In de vier hoeken van het veld staat een vlag van 1,50m die de plaats voor de hoekschoppen aangeeft en het veld perfect afbakent.

Het strafschopgebied

Deze ruimte voor het doel is 16,50m breed en 40,32m lang. In het midden van de doelen, op een afstand van 11m van de lijn bevindt zich de strafschopstip waarop de bal gelegd moet worden bij een strafschop. Buiten het strafschopgebied is een halve cirkel getrokken met een straal van 9,15m. Binnen deze rechthoek vinden we ook het doelgebied dat zich uitstrekt tot 5,50m aan beide kanten van de palen en 5,50 voor de doellijn. Op die lijn wordt de uittrap gegeven.

Het doel

De doelen zijn 7,32m lang en 2,44m hoog. De horizontale en verticale palen moeten even dik zijn (de dikte mag maximaal 12cm bedragen). De palen moeten wit zijn zodat ze goed zichtbaar zijn, ook van ver. Het net moet goed vastgemaakt zijn zodat de doelman op geen enkele manier kan hinderen.

De bal

Voor de bal gelden er heel strikte regels. Je mag niet spelen met een bal die te groot is of die niet hard genoeg opgepompt is. Eigenlijk zijn alleen de kleur en de motieven vrij. Doelmannen worden daardoor vaak verrast: ze zijn amper gewend aan de optische effecten van de motieven op de bal en bij een andere wedstrijd worden ze weer geconfronteerd met andere effecten. De bal moet in ieder geval een omtrek hebben tussen 68 en 70 cm. Bij het begin van de wedstrijd moet de bal tussen 410 en 450 gram wegen en de druk moet altijd tussen 600 en 1100 g de vierkante cm zijn. Als de bal tijdens de wedstrijd beschadigd wordt, wordt de wedstrijd stilgelegd en wordt er verder gespeel met een bal op de grond. Alleen de scheidsrechter beslist of de bal vervangen moet worden.

Aantal spelers

De wedstrijden worden gespeeld met twee ploegen van 11 spelers. Als een vn de twee ploegen minder dan 7 spelers heeft kan de wedstrijd onder geen beding doorgaan. Tijdens officiële wedstrijden mogen maar hooguit 3 spelers vervangen worden. Bij vriendschappelijke wedstrijden kunnen de beide ploegen dat aantal veranderen en meer vervangingen toelaten op voorwaarde dat beide teams akkoord gaan met het aantal vervangingen en dat ze de scheidsrechter daar voor de wedstrijd van op de hoogte brengen. Voor het begin van de westrijd moet er aan de scheidsrechter een wedstrijdformulier overhandigd worden waarop voor elke ploeg 11 spelers staan en de namen van de mogelijke reserves tijdens de wedstrijd.

Vervangingen

De scheidsrechter moet op de hoogte gebracht worden van een wissel door zijn grensrechter die zelf van de vierde official de informatie gekregen heeft dat de trainer van een van de ploegen een vervanging wil doen. Het spel wordt stilgelegd en de nieuwe speler mag pas op het veld komen als de speler die hij vervangt eraf gegaan is. Die vervanging gebeurt ter hoogte van de middellijn. Vergeet ook niet dat een speler die eenmaal het veld verlaten heeft, niet meer terug mag komen.

De kleding

Zelfs de kleding van de spelers is gereglementeerd. De kleding van een voetballer moet voldoen aan volgende vereisten:

• Een shirt in een kleur die duidelijk verschilt van die van de tegenpartij
• Een short
• Lange kousen
• Scheenbeschermers (die helemaal bedekt moeten worden door de kousen en voldoende bescherming moeten bieden)
• De doelman moet een trui dragen die hem afdoende onderscheidt van de andere spelers en van de scheidsrechters. Voor officiële wedstrijden moeten alle spelers hun shirt in hun broek steken en ze mogen geen enkel kledingstuk uitdoen voordat de wedstrijd afgefloten is. Daarom krijgt een voetballer die een doelpunt gemaakt heeft en zijn shirt uitdoet om het te vieren soms een gele kaart.

Duur van de wedstrijd

Een voetbalwedstrijd bestaat uit twee helften van elk 45 minuten. Tussen de twee helften krijgen de speler een pauze. Die pauze mag nooit langer dan 15 minuten zijn. In de praktijk duren alle wedstrijden langer dan 90 minuten omdat de scheidsrechter het spel zo nu en dan stillegt voor het einde de wedstrijd. Die minuten worden gebruikt om verloren tijd in te halen van vervangingen of blessures. Ze worden ook gebruikt als een speler bewust tijd aan het rekken is om de score van zijn ploeg zeker te stellen. Die vorm van onsportief spel wordt dus op het einde van de wedstrijd gecompenseerd.

Het begin van de wedstrijd

Voor elke wedstrijd laten de twee aanvoerders en de scheidsrechter het lot beslissen wie er mag beginnen. Ze gebruiken daarvoor een muntstuk. Dat noemen we 'tossen'. De winnende speler beslist op welke helft zijn ploeg mag spelen. De spelers nemen dan allemaal hun plaats in en de bal wordt op de middenstip gelegd. Twee spelers beginnen de wedstrijd door een pass naar voren te geven. De andere spelers moeten minstens 9,15m afstand houden.

Het doelpunt

Een doelpunt is pas geldig als de bal helemaal over de doellijn gaat. Vergeet nooit dat de lijn deel uitmaakt van het veld. Dus als de bal de witte lijn raakt is het geen geldig doelpunt.

Buitenspel

Dit is zonder twijfel de ingewikkelde regel in het voetbal. Samengevat, een speler staat buitenspel als hij een pass ontvangt terwijl hij dichter bij de doellijn van het tegenoverliggende doel staat dan de laatste verdediger (met uitzondering van de doelman). Om buitenspel gefloten te worden moet je een actie uitvoeren, dus een directe of indirecte invloed hebben op het verloop van de actie. Als je bijvoorbeeld 1 m van de doellijn buitenspel staat en de actie gebeurt op de strafschopstip wordt er geen buitenspel gefloten. Als je de bal op je eigen helft krijgt sta je nooit buitenspel. Hetzelfde geldt als een tegenstander je de bal doorgeeft of als je op dezelfde lijn staat als de laatste verdediger. Ten slotte nog een laatste eigenaardigheid van deze regel: er kan nooit sprake zijn van buitenspel bij een inworp en natuurlijk ook niet bij een hoekschop.

Overtredingen

De scheidsrechter kent een directe vrije trap toe als een speler van de tegenpartij vrijwillig, door onhandigheid of door onvoorzichtigheid een van de volgende fouten maakt:

• Hard tegen een tegenspeler aanlopen
• Een tegenstander schoppen of proberen te schoppen
• Op een tegenstander springen
• Een tegenstander slaan of proberen te slaan
• Een tegenstander opzijduwen
• Een tegenstander onderuithalen of dat proberen
• Een tegenstander tegenhouden of blokkeren
• Een tegenstander spugen
• Een tegenstander beledigen
• De bal met de hand aanraken

Ook een doelman kan overtredingen maken, namelijk:

• De bal meer dan 8 seconden in zijn handen houden
• De bal weer in zijn handen nemen als hij die eenmaal op de grond heeft gelegd
• De bal in zijn handen nemen na een vrijwillige pass met de voet van een van zijn ploeggenoten. Hij heeft echter wel het recht om de bal te pakken als de speler een pas geeft met het hoofd of de borst.

Straffen: de kaarten

De FIFA heeft een aantal regels opgelegd die de scheidsrechters verplicht een gele of rode kaart te geven. Maar de scheidsrechter beslist zelf op het veld of iemand een kaart of een waarschuwing verdient.
een speler kan een gele kaart krijgen als hij:

• Zich schuldig maakt aan onsportief gedrag
• De beslissingen van de scheidsrechter te veel aanvecht
• Meerdere fouten maakt
• Het spel doelbewust vertraagt
• Niet vrijwillig de wettelijke afstand respecteert die de scheidsrechter oplegt voor een vrije trap of een hoekschop
• Vrijwillig het terrein verlaat zonder toestemming van de scheidsrechter (bijvoorbeeld als een aanvaller naar de tribunes loopt nadat hij een doelpunt heeft gemaakt

een speler kan een rode kaart krijgen als hij:

• Een grove fout maakt
• Een hele brutale handeling doet (tackle van achter, vuistslag, ...)
• Naar iemand spuwt
• De scheidsrechter aanvalt
• De bal met zijn handen uit het doel houdt
• Een fout begaat tegen een tegenstander terwijl hij de laatste verdediger voor zijn doelman is
• Vloekt of beledigende taal gebruikt op het veld
• Een tweede gele kaart krijgt in dezelfde wedstrijd