Voetbalregels voor leken
Voetbal is een heel populaire sport, maar voor leken is het spelletje soms moeilijk te snappen. Dat is niet alleen zo voor vele vrouwen onder ons, maar ook voor sommige mannen. Nochtans hoef je niet zoveel regels te kennen om het voetbalspel te snappen. De belangrijkste worden hieronder op een rijtje gezet zodat het misschien toch net iets aangenamer wordt om een match te volgen.
Basisweetjes
Er zijn enkele eenvoudige dingen die je moet weten voor we aan de effectieve voetbalregels beginnen. Daarom zet ik de basisweetjes rond voetbal even op een rijtje:
- Het doel van het spelletje is de bal in de goal van de tegenstander krijgen en dit minstens één keer meer dan de opponent.
- Beide ploegen beginnen met 11 spelers: 1 doelman en 10 veldspelers.
- Een wedstrijd bestaat uit twee helften. Elke helft duurt 45 minuten en tussen de twee helften wordt er 15 minuten gerust.
- Er is een scheidsrechtersteam van drie of vier mensen. Er is een hoofdscheidsrechter en die staat tussen de lijnen. Er zijn twee lijnrechters en die lopen elk aan een kant langs de lijn. De een loopt op het linkerdeel van het veld, de ander op het rechterdeel. Ze bekijken dus een volledige helft van het plein en lopen dus van de middellijn tot de doellijn. In de hoogste voetbalafdelingen is er ook nog een vierde scheidsrechter en die staat tussen de twee spelersbanken. Hij steekt onder andere het bord in de lucht als er een speler gewisseld wordt.
- De bal mag met alle lichaamsdelen gespeeld worden, behalve met de armen en de handen.
- De spelers van eenzelfde ploeg dragen dezelfde outfit (truitje, broek, kousen) en dit in de clubkleuren. Iedereen draagt ook beenbeschermers.
- Op de bank zitten enkele reservespelers. Gedurende de match mag je drie spelers wisselen.
Het veld, doel en bal
Het
plein waarop voetbal wordt gespeeld is rechthoekig van vorm. Het wordt afgebakend met witte lijnen en die zijn maximum 12 centimeter breed. Op de vier hoeken van het veld staat een vlaggetje. Een plein is minimum 45 meter breed en maximum 90 meter. De lengte ligt tussen de 90 en 120 meter. Op de korte kanten van de rechthoek bevindt zich - netjes in het midden - een doel. In het midden van het plein is er een middenstip geschilderd en die bevindt zich in een kring.
Het
doel is 7,32 meter breed en 2,44 meter hoog. Het bestaat uit twee palen en een dwarsligger of deklat. Het dak, de zijkanten en de achterkant van het doel worden dichtgemaakt met een net. Dat net wordt vastgemaakt aan de grond zodat er geen bal onder kan rollen. Het is de taak van de scheidsrechter om voor de aftrap te controleren of de netten goed zijn vastgemaakt.
De omtrek van de
bal is minimum 68 en maximum 70 centimeter. Ze weegt tussen de 400 en 450 gram. Meestal is de bal uit leer gemaakt.
De regels
Aftrap
In elk team wordt er een kapitein aangeduid (dat ligt bij de meeste teams al vast). Beide kapiteins moeten voor de aftrap bij de scheidsrechter komen en daar wordt er dan getost. De winnaar van de toss heeft twee opties. Ofwel kiest hij de speelhelft waarop hij wil starten ofwel kiest hij er voor om zelf op te zetten (of de wedstrijd op gang te trappen). De keuze van speelhelft kan beïnvloed worden door de stand van de zon of de supporters. De ploeg die de toss wint, kan ervoor kiezen om in de eerste helft met zijn rug naar de zon te spelen zodat deze niet kan storen tijdens de wedstrijd. In de tweede helft kan ze trouwens al onder zijn. De keuze kan ook bepaald worden door de supporters. Sommige ploegen vinden het interessanter om in de tweede helft naar hun eigen supporterskern te spelen en kiezen er daarom ook voor om in de eerste helft naar de fans van de tegenstander te voetballen. Wanneer de keuze vastligt, gaan beide teams op hun eigen helft staan. De doelmannen nemen al plaats in hun goal. De bal wordt op de middenstip gelegd en die stip bevindt zich in een middencirkel. Enkel de twee spelers (van eenzelfde ploeg) mogen in die middencirkel komen tijdens de opzet. De scheidsrechter brengt de match op gang met een fluitsignaal. Van het moment dat de bal van speler 1 naar speler 2 in de middencirkel vooruit wordt gepast, mogen de andere spelers in de middencirkel op de andere speelhelft komen. Vanaf dan is de wedstrijd begonnen en kunnen we starten met de eerste 45 minuten voetbal.
Bal passen of veroveren
Wanneer het team een doelpunt wil maken, dan moet het aan de overkant van het veld zien te raken. Dit kan het doen door met de bal aan de voet te lopen of door te passen naar een ploeggenoot. Dit kan echter gevaar opleveren voor het andere team en daarom is het de bedoeling dat zij de bal opnieuw in hun ploeg proberen te krijgen. Daarvoor mogen ze tackelen. Maar dat mag niet op gelijk welke manier. Als je de bal speelt, is er geen enkel probleem, maar er zijn ook heel wat spelers die een tegenstander omver leggen en dan de bal afnemen. Dit is echter niet toegelaten. Wanneer een voetballer de bal foutief verovert, zal de scheidsrechter een overtreding fluiten. Dit kan ook na aangeven van een lijnrechter. Bij een overtreding wordt de bal stilgelegd op de plaats waar er een speler werd getackeld en krijgt de benadeelde ploeg terug de bal in hun bezit. Zij mogen dan vanop die plaats de bal weer passen naar een teamgenoot. Dit noemen we ook wel een vrije trap.
Gele of rode kaart
Het foutief afnemen van de bal kan ook gevolgen hebben voor de speler zelf. Dit hangt af van een paar zaken. Heb je de bal helemaal niet gespeeld, maar raakte je het been of de voet van de tegenstander? Dan krijg je in de meeste gevallen een gele kaart. Dat wil zeggen dat je bestraft wordt, maar dat je wel nog op het plein mag blijven staan. Is de overtreding echter zodanig erg, dan kun je onmiddellijk een rode kaart krijgen. Zo kan het gebeuren dat een speler geblesseerd raakt door een trap. Met een rode kaart onder de neus vlieg je onverbiddelijk van het plein en mag je er de rest van de match niet meer op. Je mag ook niet vervangen worden door een andere speler. Bij een tweede gele kaart (op naam van dezelfde speler) geldt hetzelfde als bij een rode kaart. Ook het gebruiken van je handen of armen kan een kaart tot gevolg hebben.
Bal buiten de lijnen
Het naar elkaar spelen verloopt niet altijd even vlot en dan gebeurt het wel eens dat de bal achter de lijnen verdwijnt. Wanneer de bal op de lijn rolt dan is ze nog altijd in het spel. Ze moet dus wel degelijk helemaal over de lijn zijn en dit met een spatie tussen de lijn en de bal. Is dit het geval, dan mag je de bal niet zomaar terug in het spel brengen. Gaat de bal over de lange lijnen (aan de lange kanten van het veld), dan moet de bal terug ingeworpen worden. Raakt iemand van ploeg A de bal als laatste voor die buiten gaat, dan mag iemand van ploeg B de bal ingooien. Dit doe je door met beide voeten samen buiten het veld te staan en de bal in een boogje te gooien. Je mag het leer dus niet in een schuine lijn naar beneden gooien! Je mag het plein ook niet betreden voor de bal uit je handen is.
Bij de korte lijnen (waar het doel op staat) gaan we niet inwerpen. Dan moet je de bal bij de hoekvlag leggen en die wordt dan weer in het spel getrapt (en niet gegooid!). Bij elke vlag is er een stukje grond afgebakend waar je de bal kan in leggen. Vanop die plaats wordt het leer dan weer in het spel gebracht.
Buitenspel
De moeilijkste regel in het voetbal is de buitenspelregel. Het is zo dat een speler niet eender waar mag staan als je hem/haar aanspeelt. Als je vooruit past en er bevinden zich geen twee spelers (van de tegenstander) meer tussen je ploegmaat en het doel, dan is er sprake van buitenspel. Dan wordt het spel stilgelegd en krijgt de opponent opnieuw de bal in de vorm van een vrije trap (zie hierboven uitgelegd).