Onderdelen van een goede wielertraining
Een wielrenner moet verschillende eigenschappen bezitten om succes te kunnen hebben. De prestaties kunnen met een goede training uiteindelijk heel wat verbeterd worden. Uit welke onderdelen moet een wielertraining dan bestaan?
Bij het fietsen zijn een aantal eigenschappen van belang en deze eigenschappen moeten zo goed mogelijk worden ontwikkeld. De eigenschappen waar het hier om gaat zijn:
Het vermogen om hard te fietsen
Het vermogen om gedurende een redelijk aantal minuten hard te fietsen. Dit is vooral nodig in tijdritten, wanneer je probeert te ontsnappen en bij bergop fietsen. Dit vermogen wordt vooral bepaald door de maximale zuurstofopname. Het is alleen maar te trainen door ook tijdens de training inspanning bij ongeveer maximale zuurstofopname te leveren. Dit gaat het beste met intervaltraining, maar in de koude en gure wintermaanden kan die power ook op de
spinningbike worden ontwikkeld.
Het vermogen om gedurende
korte tijd een extra tempoverhoging aan te kunnen, zoals bij het dichtrijden van een gat. Dit vermogen wordt mede bepaald door de maximale zuurstofopname, maar ook door het vermogen van de spieren om bij melkzuurvorming arbeid te leveren en het melkzuur te verdragen. Ook dit is goed te trainen met intensieve intervalarbeid. Vooral de Belg
Philippe Gilbert heeft zich in de voorbije jaren gekenmerkt als een fietser met een explosieve tempoversnelling op cruciale momenten.
Sprintvermogen
Kunnen sprinten. Vooral in criteria en in eindsprints is dit vermogen van doorslaggevend belang. Dit is te trainen door felle sprints en verschillende keren snel aanzetten op de fiets.
Fietsen onder constante belasting
Het vermogen om lang met een constante belasting te rijden. De belasting waarbij de maximale zuurstofopname wordt bereikt kan maar 5-10 minuten worden volgehouden. Dit betekent dat bij alle duursporten, waarbij langer dan een aantal minuten gepresteerd moet worden, dit met een intensiteit gebeurt, die iets onder het maximum ligt.
Hoe hard iemand langere tijd achtereen kan
fietsen, wordt vooral bepaald door de hoeveelheid
melkzuur die enerzijds gevormd wordt en anderzijds kan worden weggewerkt. Bij een belasting waarbij de melkzuurverwerking in evenwicht is met de vorming, blijft het melkzuurgehalte in het bloed constant. Een iets grotere belasting leidt wel tot een stijging van het melkzuurgehalte en veroorzaakt al snel vermoeidheid.
Het vermogen om de hoeveelheid melkzuur constant te kunnen houden is te verbeteren. Door training kan de melkzuurvorming verminderd worden, terwijl de verwerking kan worden verbeterd. Dit leidt tot lagere melkzuurgehaltes, waardoor een hoger tempo kan worden volgehouden.
Duurvermogen
Ook het pure duurvermogen is van belang. Een wielrenner moet 100 km of meer achtereen op de fiets kunnen zitten. Dit is te trainen door duurwerk.
De koers wordt in bed gewonnen
Wie werkt aan bovengenoemde aandachtspunten zal daar ongetwijfeld de vruchten van plukken in de koers. Maar zoals een vijfvoudig tourwinnaar ooit zei "
de koers wordt in bed gewonnen".