Oefeningen voor halfgevorderde roeiers

Er bestaan tal van oefeningen voor roeiers waardoor de roeibeweging beter wordt of de roeiers beter leren de gelijkheid in de boot te krijgen. Uitlengen van achteruit, zwelhalen maken, tien kleine negertjes en heen en weer stopslagen zijn goede oefeningen voor iets meer gevorderde roeiers, maar ook voor heel gevorderde roeiers blijven dit goede oefeningen.

Oefeningen voor halfgevorderde roeiers

In mijn artikel over Oefeningen voor roeiers, heb ik al een viertal oefeningen besproken, namelijk Pimanov, vast blad, stopslagen 1, 2, 3 en broekrandstop, en spoelhalen. Hier zal ik nog een aantal oefeningen bespreken die gebruikt kunnen worden bij roeiers die de bovenstaande al goed onder de knie hebben. Dat laatste betekent overigens niet dat de oefeningen dan nooit meer gedaan hoeven worden. Sterker nog, je zal ze moeten blijven herhalen en oude fouten zullen er steeds weer langzaam inslijten. Maar uiteindelijk wordt de roeibeweging toch beter.

• Uitlengen van achteruit
• Zwelhalen
• Tien spoelhalen
• Heen en weer stopslagen

Uitlengen van achteruit

Een tamelijk makkelijke oefening die goed is om mee te beginnen als je wegvaart in de skiff, of om gelijkheid te krijgen in een grotere boot.

Alle roeiers gaan in de uitpik zitten en beginnen alleen met de armen te roeien. De bladen blijven verticaal, dus ongedraaid, want de haal is nu zo kort dat draaien tot veel onbalans en ongelijkheid zou lijden. Het is wel belangrijk dat de handen tijdens de korte recover diep door de boot gaan, want zodra ergens één blad tegen het water slaat, is de volgende haal gedoemd te mislukken. Maar als er een bepaald ritme in de boot komt, komt de volgende stap van de oefening. Dat is het inzetten van de rug. Net als bij de oefening Pimanov, is de fasering hier weer heel belangrijk. Dus eerst wordt de rug naar achteren gebracht, daarna pas de handen, en op de terugweg tijdens de recover worden eerst de handen weggezet en daarna pas de rug ingebogen. Dat is best lastig en ook lastig om te zien, doordat de haal maar zo heel kort is. Een tweede stop oefening binnen deze uitleng-oefening kan dan helpen, zowel voor roeier als voor de coach. Na de rug komen nu ook de benen erbij, maar we beginnen met een heel klein stukje opglijden; ongeveer een kwart van de slidings. Voor een roeier voelt het pas als een kwart bank als hij al bijna in de inpik zit, maar de coach moet hier duidelijk maken dat het echt om een heel klein stukje opglijden gaat. Als dat een beetje loopt, wordt dit kwart bankje opglijden vergroot tot een halve bank, dan een driekwart bank en dan hele bank. Dat is dan meteen ook een hele haal.

Het fijne van deze oefening is dat de boot in het begin nog vrijwel geen snelheid heeft en dat de recover daardoor ook vrij traag zal zijn. De roeiers kunnen hun bewegingen daardoor goed controleren. De boot gaat steeds sneller en daardoor moeten de bewegingen van de roeiers ook steeds sneller gaan.

Zwelhalen

In principe is 'zwelhalen' geen oefening, maar iets wat de roeier altijd dient te doen. Een haal begint altijd redelijk zwak qua kracht en wordt dan in de beentrap steeds krachtiger. Bij het scullen voegen rug en armen weinig respectievelijk niks meer toe, bij het boordroeien neemt de kracht die geleverd wordt door rug en armen mogelijk nog iets toe. He is heel belangrijk dat alle roeiers op dezelfde manier hun halen aanzwellen, maar voor roeiers valt het zeker in het begin niet mee om te voelen hoe dat dan precies gaat. Hiervoor kun je oefeningen doen waarbij er met 10% kracht begonnen wordt (de roeier zal een stuk meer doen) en met 90% kracht de eindhaal wordt gemaakt. Alle mogelijke combinaties ertussen kun je ook laten doen, zoals bijvoorbeeld beginnen vanuit spoelhalen: 10% begin - 20% eindhaal. 10% - 40%, 10% - 60% etc. Om de boot helemaal op elkaar in te laten spelen, kun je ook weer terug nadat je de eindhaal al sterker had laten doen. Dus bijvoorbeeld 10% - 80% en dan weer 10% - 60%. Dat valt niet mee, maar is wel erg goed om te kunnen. Als de roeiers dan in een wedstrijd even terug moeten in tempo (bijvoorbeeld bij een inhaalactie vlak voor een brug of bocht), kunnen ze dat opvangen en valt de boel niet meteen uit elkaar.

Tien spoelhalen

Wat hierboven beschreven is bij de zwelhaal; het kunnen opvangen van tijdelijk minder vermogen leveren, kan ook heel goed geoefend worden met de oefening Tien kleine negertjes. Bovendien leren de roeiers dat, als je opeens een harde haal maakt met een langzame boot, het geen zin heeft om 'door het water heen te trappen'. Als dat gebeurt, wordt vooral het water verplaatst (en het schuimt) maar de boot niet. Ze leren echt de boot op stoom te brengen.

De oefening begint met tien spoelhalen. Daarna komt één haal hard. Dan weer negen spoelhalen en twee halen hard. Acht spoelhalen, drie hard enzovoort tot er nog maar één spoelhaal overblijft en tien hard. De oefening kan dan doorgaan in de andere richting, totdat je weer bij tien spoelhalen bent, maar dat hoeft niet persé. De roeiers zullen bij de eerste haal hard meteen heel hard willen gaan glijden, maar dat is dus niet de bedoeling. De glijsnelheid wordt namelijk aangepast aan de bootsnelheid (de boot vaart quasi onder je door) en vóór de eerste harde haal, vaart de boot nog heel langzaam door de spoelhalen. Ook bij de eerste spoelhalen is het belangrijk dat de glijsnelheid wordt aangepast aan de snelheid van de boot.

Heen en weer stopslagen

Het lijkt op een grappig kunstje en dat is het ook, maar het heeft ook nog een functie. Als je de roeiers van een hogere stop terug kunt laten gaan naar een lagere en dan weer door kunt laten gaan in de recover. Ter verduidelijking; je laat de roeiers in de derde stop stoppen, dan laat je ze terug gaan naar de tweede stop, en dan laat je ze weer doorgaan naar de inpik. Als ze dat kunnen zonder in onbalans te raken, hebben ze de recover volledig onder controle en zullen ze die heel gelijk kunnen doen. Iedere combinatie van stopslagen voldoet, maar wees wel duidelijk vóórdat je begint, want voor de roeiers is dit natuurlijk heel raar.

Eerst slechter, dan beter

Ook bij deze oefeningen geldt weer dat het er in eerste instantie niet beter van lijkt te gaan, en soms hebben de roeiers er dan ook weerstand tegen. Toch blijft het belangrijk om de juiste oefeningen te doen die op dat moment nodig zijn. Dus; is de recover ongelijk? Heen en weer stopslagen. Is de haal (aan het eind) te laf? Of wordt er in het begin van de haal juist door het water heen getrapt? Zwelhalen. Gooit iemand meteen de rug op? Pimanov. Enzovoorts. Voor een ongelijk roeiende ploeg maakt het overigens niet altijd uit wélke oefening je doet, als er maar door iedereen even op hetzelfde wordt gelet. En een oefening kan daarbij helpen.

Lees verder

• Oefeningen voor gevorderde roeiers
• Oefeningen voor roeiers